WB 53 - BVR 17 juli 2020
17 juli 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft het 1/10 ouderschapsverlof, mantelzorgverlof en diverse andere bepalingen.
Rechtsgronden
Dit besluit is gebaseerd op:
- de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
- het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
- het Bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel III.23.
Vormvereisten
De volgende vormvereisten zijn vervuld:
- De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 31 januari 2020;
- Het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest heeft protocol nr. 391.1246 gesloten op 29 mei 2020;
- De Raad van State heeft advies 67.601/3 gegeven op 13 juli 2020, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. Initiatiefnemer
Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen.
Na beraadslaging,
DE VLAAMSE REGERING BESLUIT:
Artikel 1. Aan artikel I.2 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 mei 2019, wordt een punt 32° toegevoegd, dat luidt als volgt: “32° bewijs van beroepskwalificatie: een bewijs van beroepskwalificatie als vermeld in artikel 2, 4°, van het decreet van 30 april 2009 betreffende de kwalificatiestructuur, uitgereikt door een instelling die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap.”.
Art. 2. In artikel I 5, §2, achtste lid, van hetzelfde besluit , vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, wordt tussen het woord “voor” en het woord “vervangingsopdrachten” de zinsnede “personeel met buitenlandfuncties,” ingevoegd.
Art. 3. In artikel III 1, §3, van hetzelfde besluit wordt het woord “preventieadviseur-arbeidsgeneesheer” vervangen door het woord “preventieadviseur-arbeidsarts”.
Art. 4. In artikel III 2, eerste lid, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2012, worden de woorden “of toegangsbewijs” worden vervangen door de zinsnede “, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie”
Art. 5. In artikel III 3, §2, eerste en tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2012, worden de woorden “of toegangsbewijs” vervangen door de zinsnede “, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie”.
Art. 6. In artikel VII 6, §2ter, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt het woord “arbeidsgeneesheer” vervangen door het woord “arbeidsarts”.
Art. 7. In artikel VII 62 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2007, wordt het woord “arbeidsgeneesheer” vervangen door het woord “arbeidsarts”.
Art. 8. Aan artikel VII 194bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: “Voor de personeelsleden die vanaf 1 januari 2015 overgeheveld zijn van het Fonds ter reductie van de globale energiekost geldt de regeling vermeld in artikel VII 109 ter. “.
Art. 9. In artikel X 22, §4, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2019, wordt het woord “geneesheer” vervangen door het woord “arts”.
Art. 10. In artikel X 27bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, worden de volgende wijzigen aangebracht: 1° in paragraaf 1 en paragraaf 2, derde lid, wordt het woord “arbeidsgeneesheer” telkens vervangen door het woord “arbeidsarts”; 2° in paragraaf 1 wordt het woord “geneesheer” vervangen door het woord “arts”.
Art. 11. In artikel X 34, §2, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014, wordt het woord “geneesheer” telkens vervangen door het woord “arts”.
Art. 12. In artikel X 36 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 2007 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 februari 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1 wordt er een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: “4° in geval van 1/10 loopbaanonderbreking, veertig maanden per kind bedraagt, op te nemen in periodes van tien maanden of een veelvoud daarvan.”; 2° in paragraaf 2 wordt de zinsnede “en aan vijf maanden 1/5 loopbaanonderbreking” vervangen door de zinsnede “, aan vijf maanden 1/5 loopbaanonderbreking en aan tien maanden 1/10 loopbaanonderbreking”.
Art. 13. In artikel X 37bis, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 augustus 2016, worden tussen het woord “1/5” en het woord “loopbaanonderbreking” de woorden “of 1/10” ingevoegd.
Art. 14. In deel X, titel 6bis, van hetzelfde besluit, het laatste gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt een hoofdstuk 4bis, dat bestaat uit artikel X 38bis, ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Hoofdstuk 4bis. Mantelzorgverlof
Art. X 38bis. §1. In dit artikel wordt verstaan onder mantelzorger: de persoon van wie de hoedanigheid van mantelzorger erkend is conform hoofdstuk 3 van de wet van 12 mei 2014 betreffende de erkenning van de mantelzorger.
§2. Een personeelslid dat erkend is als mantelzorger van een zorgbehoevend persoon heeft recht op mantelzorgverlof. Hij neemt het mantelzorgverlof op een van de volgende wijzen op: 1° met een volledige onderbreking van de loopbaan; 2° met een vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met de helft; 3° met een vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met een vijfde.
§3. De voltijdse onderbreking van de loopbaan bedraagt maximaal één maand per zorgbehoevend persoon. De vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met de helft of een vijfde bedraagt maximaal twee maanden per zorgbehoevend persoon. Een personeelslid heeft gedurende zijn volledige loopbaan recht op maximaal:
1° zes maanden volledige onderbreking van de loopbaan;
2° twaalf maanden vermindering van de voltijdse arbeidsprestaties met de helft of een vijfde. Bij verandering van opnamevorm wordt het al opgenomen mantelzorgverlof aangerekend volgens het principe dat een maand volledige onderbreking gelijk is aan twee maanden vermindering van de arbeidsprestaties.”.
Art. 15. In artikel X 66, eerste lid, 5°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019, wordt het woord “maandag” vervangen door het woord “maand”.
Art. 16. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de definitieve goedkeuring van dit besluit, met uitzondering van:
1° artikel 8 dat uitwerking heeft met ingang van 1 oktober 2019;
2° artikelen 12 en 13 die uitwerking hebben op de eerste dag van de maand die volgt op het akkoord van de federale ministerraad;
3° artikel 14 dat voor het statutair personeel uitwerking heeft op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin voldaan is aan de volgende twee voorwaarden:
o de federale ministerraad verleende zijn akkoord;
o de federale uitvoeringsbesluiten die nodig zijn om het recht op uitkeringen te regelen traden in werking;
Art. 17. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel,
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Jan JAMBON
de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Bestuurszaken, Inburgering en Gelijke Kansen
Bart SOMERS