WB 46 - BVR 28 juni 2019
28 juni 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 wat betreft diverse bepalingen in het raam van de overheveling vanaf 1 januari 2015 van personeelsleden van de federale overheid naar de Vlaamse overheid naar aanleiding van een staatshervorming
DE VLAAMSE REGERING,
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 87, §1, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993, en §3, eerste lid, vervangen bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 6 januari 2014;
Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs, artikel 67, §2;
Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, artikel 5;
Gelet op het decreet van 18 juli 2003 tot regeling van strategische adviesraden, artikel 12, derde lid;
Gelet op het bestuursdecreet van 7 december 2018, artikel III.23;
Gelet op het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006;
Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 december 2018 en 26 april 2019;
Gelet op protocol nr. 381.1219 van 5 april 2019 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;
Gelet op advies nummer 66.116 van de Raad van State, gegeven op 5 juni 2019, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
Artikel 1. In de plaats van artikel VI 150bis van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VI 150bis, dat luidt als volgt:
“Art. VI 150bis. §1. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en die bij de diensten van de Vlaamse overheid wordt ingeschaald in een graad waaraan een functionele loopbaan verbonden is, heeft in de salarisschaal die verbonden is aan die graad, een schaalanciënniteit die gelijk is aan:
1° een derde van de anciënniteit die hij verworven heeft in zijn federale schaal op de datum van de overheveling of in de oude schalen die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden, voor de anciënniteit tussen nul en twaalf jaar;
2° twee derde van de anciënniteit in zijn federale schaal die hij had op de datum van de overheveling, berekend overeenkomstig 1°, voor de anciënniteit boven de twaalf jaar.
Het resultaat van die berekening, vermeld in het eerste lid, wordt uitgedrukt in volledige maanden.
§2. In afwijking van paragraaf 1 krijgt de ambtenaar die op de datum van overheveling geslaagd is voor een competentiemeting of een gecertificeerde opleiding, voor de periode vanaf de datum van de inschrijving voor die meting of opleiding een schaalanciënniteit die gelijk is aan de anciënniteit in zijn oude schaal die hij had op de datum van de overheveling of in de oude schalen die op dezelfde trap van dezelfde functionele loopbaan ingeschakeld worden. Voor de periode vóór de inschrijving voor die meting of opleiding wordt de schaalanciënniteit berekend conform paragraaf 1.
§3. Voor de ambtenaar die in de beginsalarisschaal van de functionele loopbaan wordt ingeschaald, is in afwijking van paragraaf 1 de schaalanciënniteit gelijk aan de anciënniteit, vermeld in paragraaf 2.
§4. Het resultaat van de berekening, vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3, kan een kleiner of een groter aantal jaren schaalanciënniteit opleveren dan vereist is voor de overgang naar de volgende salarisschaal in de functionele loopbaan. Het restsaldo aan schaalanciënniteit vervalt.”.
Art. 2. In de plaats van artikel VI 158 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VI 158 dat luidt als volgt:
“Art. VI 158. §1. Na de overheveling van de federale overheid naar de diensten van de Vlaamse overheid in het kader van een staatshervorming kan de ambtenaar die op datum van overheveling titularis is van de titel van attaché, adviseur of adviseur-generaal in klasse A2, A3 of A4 en die in het bezit is van een diploma dat bij aanwerving bij de Vlaamse overheid toegang geeft tot de graad van ingenieur, informaticus, arts of dierenarts, een graadverandering krijgen naar een andere graad met inschaling in een salarisschaal overeenkomstig de volgende tabel als de ambtenaar slaagt voor dezelfde proef of hetzelfde examen als de proef of het examen voor aanwerving of bevordering in die graad:
Federale schaal | Vlaamse schaal na graadverandering | Vlaamse graad na graadverandering |
A21 | A121 |
ingenieur, arts, informaticus of dierenarts
|
A22 | A122 | |
A23 | A122 (A121 SH) | |
A31 | A123 | |
A32 | A124 | |
A33 | A221 | directeur-ingenieur, directeur-arts, directeur-informaticus, directeur-dierenarts, adviseur-ingenieur, adviseur-arts, adviseur-informaticus, of adviseur-dierenarts |
A41 | A222 |
In afwijking van het eerste lid moet de ambtenaar die bij de federale overheid geslaagd is voor een aanwervingsexamen waarvoor uitsluitend een of meer diploma’s vereist zijn zoals vermeld in het eerste lid, slagen voor een proef die minstens een interview voor een jury bevat.
Als de vacature via graadverandering vervuld wordt, kan de lijnmanager de oproep richten tot kandidaten van de entiteit, van het beleidsdomein in kwestie of van alle beleidsdomeinen.
§2. Bij de graadverandering, vermeld in paragraaf 1 behoudt de ambtenaar de verworven anciënniteiten en wordt hij ingeschaald in de salarisschaal die verbonden is aan de nieuwe graad met een schaalanciënniteit die berekend wordt conform artikel VI 150bis uitgaande van de datum waarop hij bij de federale overheid de titel van attaché, adviseur of adviseur-generaal in klasse A2, A3 of A4 verkreeg.”.
Art. 3. In de plaats van artikel VII 176 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VII 176, dat luidt als volgt:
“Art. VII 176. De geldelijke anciënniteit van het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid, is gelijk aan de werkelijke geldelijke anciënniteit, in voorkomend geval verhoogd met de federale diagonale inschaling.”.
Art. 4. In de plaats van artikel VII 178 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VII 178, dat luidt als volgt:
“Art. VII 178. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de premie voor competentieontwikkeling kreeg, behoudt die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als ze toegekend zou zijn bij de federale overheid.
§2. Na de stopzetting van de volledige premie wordt nog gedurende 36 maanden de helft van de premie voor competentieontwikkeling toegekend.
§3. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid, ontvangt de premie voor competentieontwikkeling vanaf de datum van de overheveling als het na de overheveling slaagt voor een competentiemeting of gecertificeerde opleiding waarvoor het ingeschreven was vóór de overheveling.
§4. Het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de diensten van de Vlaamse overheid is gelijk aan het bedrag van de premie voor competentieontwikkeling bij de federale overheid op de datum van de overheveling voor het niveau, de graad en de meting in kwestie.
§5. De premie wordt een keer per jaar uitbetaald in de maand september naar rato van de prestaties van de voorbije twaalf maanden.”.
Art. 5. In de plaats van artikel VII 179 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.655 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VII 179, dat luidt als volgt:
“Art. VII 179. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheid, en dat op de datum van de overheveling bij de federale overheid de premie voor competentieontwikkeling kreeg en aan wie federaal na afloop van de geldigheidsduur van die toelage een hogere salarisschaal toegekend zou geweest zijn, behoudt enerzijds die premie bij de diensten van de Vlaamse overheid voor dezelfde geldigheidsduur als ze toegekend zou zijn bij de federale overheid en wordt anderzijds na afloop van die geldigheidsduur op basis van de federale schaal die hem toegekend zou geweest zijn, heringeschaald conform bijlage 14 die bij dit besluit is gevoegd.
Artikel VII 178 §2 geldt niet voor personeelsleden, vermeld in het eerste lid.”.
Art. 6. In de plaats van artikel VII 190 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VII 190, dat luidt als volgt:
“Art. VII 190. De ambtenaar die vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld wordt naar de diensten van de Vlaamse overheid wordt met ingang van de datum van de overheveling ambtshalve benoemd en ingeschaald conform bijlage 14 en bijlage 16, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Het contractuele personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 in het kader van een staatshervorming van de federale overheid overgeheveld wordt naar de diensten van de Vlaamse overheid, wordt vanaf de datum van de overheveling tewerkgesteld in de betrekking en bezoldigd in de salarisschaal conform bijlage 14 en bijlage 16, die bij dit besluit zijn gevoegd.”.
Art. 7. In de plaats van artikel VII 191 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VII 191, dat luidt als volgt:
“Art. VII 191. Het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld is in het kader van een staatshervorming van de federale overheidsdiensten Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en Mobiliteit en Vervoer en dat op datum van overheveling de forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten kreeg, vermeld in het ministerieel besluit van 14 januari 1998 houdende toekenning van een maandelijkse forfaitaire vergoeding aan de inspecteurs en controleurs van de Algemene Eetwareninspectie en het ministerieel besluit van 18 januari 2007 houdende de toekenning van een forfaitaire vergoeding wegens verblijfkosten aan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, krijgt, op voorwaarde dat hij de functie binnen hetzelfde werkveld blijft uitoefenen, de regeling en het bedrag zoals die bestaan op de datum van de overheveling en op voorwaarde dat die regeling bij de federale overheid blijft bestaan. Er is geen cumulatie mogelijk met de maaltijdchequeregeling vermeld in artikel VII 109bis.”.
Art. 8. In de plaats van artikel VII 192 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, komt een nieuw artikel VII 192, dat luidt als volgt:
“Art. VII 192. In afwijking van artikel VII 176 wordt het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld wordt in het kader van een staatshervorming en dat op datum van overheveling betaald wordt in een salarisschaal als vermeld in artikel 5 tot en met 8 van het koninklijk besluit van 25 oktober 2013 betreffende de geldelijke loopbaan van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt, ingeschaald conform rubriek B van bijlage 14, die bij dit besluit is gevoegd, op het salarisbedrag in de aangegeven Vlaamse salarisschaal, net hoger dan het saldo van het salarisbedrag in de federale salarisschaal op de datum van de overheveling. Er wordt een fictieve geldelijke anciënniteit toegekend die gelijk is aan de anciënniteit die met het salarisbedrag in de Vlaamse schaal correspondeert.
Als die fictieve anciënniteit hoger is dan de werkelijke geldelijke anciënniteit, wordt die fictieve anciënniteit omgezet in werkelijke geldelijke anciënniteit.
Als door toepassing van het eerste lid, het voormelde saldo op de datum van de overheveling hoger is dan het maximum van de voorgestelde Vlaamse salarisschaal, wordt het naasthogere bedrag uit de salarisschaal die verbonden is aan de eerstvolgende trap van de functionele loopbaan toegekend.
Als door toepassing van het tweede lid, de inschaling gebeurt op de hoogste trap van de functionele loopbaan, krijgt het personeelslid een jaarsalaris dat gelijk is aan het jaarbedrag in de nieuwe federale schaal op de datum van de overheveling.
Jaarlijks wordt de fictieve geldelijke anciënniteit, vermeld in het eerste lid, verhoogd met twaalf maanden tot de fictieve geldelijke anciënniteit gelijk is aan de reële geldelijke anciënniteit. Als het verschil tussen de reële geldelijke anciënniteit en de fictieve geldelijke anciënniteit minder dan twaalf maanden bedraagt, wordt de verhoging van de fictieve geldelijke anciënniteit beperkt tot dat verschil.”.
Art. 9. In hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, wordt een artikel VII 194bis ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. VII 194bis. In afwijking van artikel VII 109 ter krijgt het personeelslid dat vanaf 1 januari 2015 overgeheveld werd in het kader van een staatshervorming, een maaltijdcheque met een nominale waarde van 4 euro waarvan 1,09 euro werknemersbijdrage en 2,91 euro werkgeversbijdrage.
Artikel VII 109 ter is van toepassing op het personeelslid vermeld in het eerste lid als het via een procedure van horizontale mobiliteit vermeld in de artikelen VI 18 tot en met VI 22 of via bevordering vermeld in titel 5 van deel VI, als gevolg van een kandidaatstelling voor een vacature op vrijwillige basis een personeelsbeweging maakt.”.
Art. 10. In de plaats van bijlage 14 en 15 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, vernietigd bij het arrest nr. 240.654 van 5 februari 2018 van de Raad van State, worden een bijlage 14 en 15 toegevoegd, die als bijlage 1(PDF bestand opent in nieuw venster) en 2(PDF bestand opent in nieuw venster) bij dit besluit zijn gevoegd.
Art 11. Bijlage 16 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 november 2015, wordt vervangen door bijlage 16 die als bijlage 3(PDF bestand opent in nieuw venster) bij dit besluit is gevoegd.
Art. 12.
1° Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.
2° In afwijking van 1° treedt artikel 9 in werking op 1 oktober 2019.
Art. 13. De Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling in de Vlaamse administratie, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 28 juni 2019.
De minister-president van de Vlaamse Regering,
Geert BOURGEOIS
De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering,
Wonen, Gelijke Kansen en Armoedebestrijding,
Liesbeth HOMANS