Gedaan met laden. U bevindt zich op: Deel III. De loopbaan Inhoudstafel Deel III. De loopbaan

Deel III. De loopbaan

Hoofdstuk 2. Instroom

Hoofdstuk 2 bevat Art. III 13. tot en met Art. III 31.

Afdeling 1. Externe werving

Afdeling 1 bevat Art. III 13.

Art. III 13.

Externe werving is de aanwerving van een kandidaat vanuit de externe arbeidsmarkt door middel van een arbeidsovereenkomst of via de toelating tot de statutaire proeftijd.

De externe arbeidsmarkt is niet toegankelijk voor het personeelslid dat kan kandideren via de horizontale mobiliteit en voor kandidaten die een beroep kunnen doen op de externe mobiliteit.[83]

Afdeling 2. Toelatingsvoorwaarden

Afdeling 2 bevat Art. III 14.

Art. III 14.

§1. Voor de toegang tot een functie bij de diensten van de Vlaamse overheid gelden de volgende algemene toelatingsvoorwaarden:
1° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking;
2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;
3° voldoen aan de nationaliteitsvereiste;
4° voldoen aan de vereisten gesteld door de wetten inzake het taalgebruik in bestuurszaken;
5° medisch geschikt zijn voor de uit te oefenen functie, in overeenstemming met de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers op het werk.

§2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, bepaalt de bevoegde instanties en de controleprocedure voor de vereiste medische geschiktheid.

§3. Met behoud van de toepassing van paragraaf 2 controleert de preventieadviseur-arbeidsarts van de Externe Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk de vereiste lichamelijke geschiktheid voor welbepaalde categorieën personeelsleden overeenkomstig de federale bepalingen.[83]

Afdeling 3. Aanwervingsvoorwaarden

Afdeling 3 bevat Art. III 15. tot en met Art. III 20.

Art. III 15.

Als algemene aanwervingsvoorwaarden om als personeelslid van de diensten van de Vlaamse overheid te worden aangeworven, gelden:
1° het diploma, studiegetuigschrift of bewijs van beroepskwalificatie bezitten dat overeenstemt met het administratieve niveau van de functie waarin wordt aangeworven, conform bijlage 2, of het ervaringsbewijs of toegangsbewijs, vermeld in artikel III 16, §2, voor dezelfde functie;
2° slagen voor een vergelijkende selectie via een objectief wervingssysteem.[83]

Art. III 16.

§1. De lijnmanager kan voorafgaand aan de rekrutering afwijken van de voorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°, als de in te vullen functie voorkomt op de lijst van knelpuntfuncties binnen de diensten van de Vlaamse overheid die door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, wordt vastgesteld na advies van de selectoren.

§2. Daarnaast kan de lijnmanager, voorafgaand aan de selectie, bij een met redenen omklede beslissing waaruit een redelijk vermoeden van meerwaarde van die procedure blijkt, opnemen in het selectiereglement dat in afwijking van artikel III 15, 1°, ook personen die niet beschikken over het diploma, studiegetuigschrift, ervaringsbewijs, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie, zich kandidaat kunnen stellen voor de functie. Ze krijgen alleen toegang tot de selectieprocedure na het behalen van een toegangsbewijs, uitgereikt door de VDAB, na beoordeling van hun competenties zoals hierna bepaald. Het toegangsbewijs van de VDAB is zeven jaar geldig voor dezelfde functie bij de diensten van de Vlaamse overheid.
Van een kandidaat die niet beschikt over een diploma, studiegetuigschrift, ervaringsbewijs, toegangsbewijs of bewijs van beroepskwalificatie als vermeld in het selectiereglement, wordt een portfolio beoordeeld. De kandidaat lijst relevante kennis, vaardigheden en attitudes voor de functie op in het portfolio en staaft dat met zo veel mogelijk bewijsstukken.

De VDAB duidt per vacature beoordelaars aan met de nodige expertise om portfolio’s te beoordelen. De lijnmanager bepaalt samen met de VDAB en de selector de te bewijzen competenties waarop de beoordeling van het portfolio voor de vacature gebeurt. De VDAB reikt na een positieve beoordeling van een portfolio het bovenvermelde toegangsbewijs uit. Het toegangsbewijs vermeldt de functie waarvoor het geldt, welke competenties op welk niveau werden beoordeeld, en de ingangsdatum en geldigheidsduur van het toegangsbewijs.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, kan nadere voorwaarden bepalen.

§3. Een intern personeelslid dat een functie vervult die tot hetzelfde niveau behoort als de vacante functie, hoeft niet te voldoen aan de voorwaarde, vermeld in artikel III 15, 1°, tenzij specifieke diplomavoorwaarden bepaald zijn.[83]

Art. III 17.

De administratieve niveaus en de overeenstemmende diploma’s of getuigschriften zijn:
1° niveau A: masterdiploma;
2° niveau B: bachelor diploma;
3° niveau C: secundair onderwijs of daarmee gelijkgesteld onderwijs;
4° niveau D: geen diplomaverplichting.[83]

Art. III 18.

§1. In afwijking van artikel III 4, §1, artikel III 6, eerste lid, en artikel III 15, 2°, kan bij de invulling van een contractuele vacature in de onderstaande gevallen de lijnmanager optreden als selector, is een combinatie van procedures niet vereist en geldt er voor de kandidaat geen verplichting om te slagen voor een vergelijkende selectie via een objectief wervingssysteem:
1° de vervanging van een afwezig personeelslid waarbij de afwezigheid niet meer dan één jaar duurt;
2° de invulling van een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van maximaal één jaar, die zonder selectie uitzonderlijk verlengbaar is met één jaar;
3° personeel met buitenlandfuncties;
4° topsporters en hun omkadering;
5° doctoraatsbeurzen.

§2. De regeling , vermeld in paragraaf 1, is van overeenkomstige toepassing bij de contractuele invulling van een gezagsfunctie overeenkomstig artikel III 2, §2, tweede lid.[83]

Art. III 19.

In afwijking van artikel III 4, §1, is er geen verplichting tot combinatie van procedures in geval van een hernieuwing, verlenging of vervanging van een bestaande arbeidsovereenkomst zonder wijziging van betrekking of zonder selectie.[83]

Art. III 20.

§1. Bijzondere aanwervingsvoorwaarden voor een functie kunnen worden vastgesteld door de lijnmanager, in overeenstemming met de functiebeschrijving en het competentieprofiel en na overleg met de selector.

§2. Voor de volgende graden gelden bijzondere voorwaarden bij aanwerving:

Rang

Graad

Bijzondere aanwervingsvoorwaarde

A2

directeur-arts

diploma van master in de geneeskunde (beroepstitel arts)

bij overgangsmaatregel: diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of diploma van arts

A2

directeur-dierenarts

master in de diergeneeskunde

bij overgangsmaatregel: diploma van dierenarts of doctor in de diergeneeskunde

A2

directeur-ingenieur

alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld).

Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien:

1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld);

2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen.

A2

wetenschappelijk directeur

houder zijn van een diploma van doctor op proefschrift of van een diploma of certificaat dat met toepassing van de richtlijnen van de Europese Unie of een bilateraal akkoord als gelijkwaardig daaraan wordt erkend

A2

adviseur-arts

diploma van master in de geneeskunde (beroepstitel arts)

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde;

2° diploma van arts.

A2

adviseur-dierenarts

master in de diergeneeskunde

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van dierenarts;

2° doctor in de diergeneeskunde.

A2

adviseur-ingenieur

alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld).

Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien:

1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld);

2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen.

A2

navorser (wetenschapsbeleid)

houder zijn van een diploma van doctor dat behaald is na verdediging in het

openbaar van een afstudeerscriptie of van een diploma van ingenieur van academische graad, en minstens zes jaar nuttige ervaring hebben

A1

Ingenieur

alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ir. (master in de (bio-)ingenieurswetenschappen of gelijkgesteld).

Indien ingevuld als knelpuntfunctie bovendien:

1° alle diploma’s die toegang geven tot het dragen van de titel van ing.(master in de industriële wetenschappen of gelijkgesteld);

2° doctoraat in de (bio-) ingenieurswetenschappen.

A1

Arts

master in de geneeskunde (beroepstitel arts)

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde;

2° diploma van arts.

A1

Dierenarts

master in de diergeneeskunde

bij overgangsmaatregel ofwel:

1° diploma van dierenarts;

2° dokter in de diergeneeskunde.

B1

programmeur

diploma van ofwel:

1° bachelor in de toegepaste informatica;

2° bachelor in het bedrijfsmanagement;

3° bachelor in de elektronica-ICT;

4° HBO 5-diploma met hoofdcomponent informatica.

Bij overgangsmaatregel/diploma van gegradueerde in de afdeling Informatica, in de afdeling Boekhouding-informatica, in de afdeling Programmering en in de afdeling Elektronica

C1

Technicus

diploma’s die toegang geven tot niveau C zoals gevraagd in de functiebeschrijving voor de technicus met de functie van bos- of natuurwachter: attest van natuur- en bosbeheer dat uitgereikt is door de Vlaamse overheid, als dat gevraagd wordt in de functiebeschrijving

[83]

Afdeling 4. Toelating tot de proeftijd

Afdeling 4 bevat Art. III 21. tot en met Art. III 25.

Art. III 21.

De benoemende overheid laat na controle van de toelatings- en aanwervingsvoorwaarden, de persoon die geslaagd is voor een vergelijkende selectie, vermeld in artikel III 15, 2°, en die door de lijnmanager gekozen is, toe tot een proeftijd in zijn graad of functie, en geeft die persoon een dienstaanwijzing bij de betrokken entiteit, raad of instelling.[83]

Art. III 22.

§1. De ambtenaar legt de eed af in handen van de lijnmanager als hij tot de proeftijd toegelaten wordt.

§2. Als de ambtenaar weigert de eed af te leggen, is zijn toelating tot de proeftijd van rechtswege nietig.[83]

Art. III 23.

Tijdens de proeftijd kan de ambtenaar onder bepaalde voorwaarden maar eenmaal een andere dienstaanwijzing krijgen binnen het beleidsdomein, de strategische adviesraad of het Gemeenschapsonderwijs, of eenmaal overgeplaatst worden via de horizontale mobiliteit, door of in akkoord met de betrokken lijnmanager(s).

Na die wijziging van dienstaanwijzing of na die overplaatsing via de horizontale mobiliteit begint eenmalig een nieuwe proeftijd.

In afwijking van het eerste lid, kan een statutair personeelslid in een gezagsfunctie tijdens zijn proeftijd geen andere dienstaanwijzing krijgen naar een andere gezagsfunctie.[83]

Art. III 24.

De ambtenaar op proef is onderworpen aan de rechten, plichten, onverenigbaarheden en cumulatie van activiteiten, tuchtregeling, administratieve toestanden, geldelijk statuut, verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en definitieve ambtsneerlegging, inzonderheid vrijwillig ontslag en pensionering, van de vaste ambtenaar.[83]

Art. III 25.

De duur en de evaluatie van de proeftijd verlopen volgens de bepalingen, vermeld in deel IV.[83]

Afdeling 5. Benoeming tot ambtenaar

Afdeling 5 bevat Art. III 26.

Art. III 26.

Alleen de personen die aan de volgende voorwaarden voldoen, kunnen tot ambtenaar bij de diensten van de Vlaamse overheid benoemd worden:
1° de toelatingsvoorwaarden vervullen en voldoen aan de aanwervingsvoorwaarden die voor de functie zijn vastgesteld;
2° met goed gevolg de proeftijd doorlopen hebben.[83]

Afdeling 6. Externe mobiliteit

Afdeling 6 bevat Art. III 27. tot en met Art. III 31.

Art. III 27.

Externe mobiliteit is de aanwerving van een personeelslid van een externe overheid of uit de onderwijssector met een arbeidsovereenkomst.

In afwijking van het eerste lid gebeurt de invulling van een gezagsfunctie via de externe mobiliteit altijd in statutair verband.

Alleen graden van rang A2E, rang A2 of lager kunnen ingenomen worden via de externe mobiliteit. Functies van N-niveau, van algemeen directeur, van hoofd van het secretariaatspersoneel, van N-1-niveau en van preventieadviseur-coördinator kunnen niet ingevuld worden via de externe mobiliteit.

Een personeelslid op proef bij de externe overheid of in de onderwijssector komt niet in aanmerking voor externe mobiliteit.[83]

Art. III 28.

§1. In deze afdeling wordt onder externe overheid verstaan:
1° een federale overheidsdienst, een programmatorische federale overheidsdienst, alsook de diensten die ervan afhangen, het Ministerie van Landsverdediging of een van de rechtspersonen, vermeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken;
2° de diensten van de andere gemeenschappen en gewesten, van de colleges van de gemeenschapscommissies en van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen;
3° de entiteiten en raden die niet behoren tot de diensten van de Vlaamse overheid, De Watergroep, de Vlaamse Radio- en Televisieomroep, het Algemeen Secretariaat van het Vlaams Parlement en de instellingen die verbonden zijn aan het Vlaams Parlement;
4° de gemeenten, de provincies, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van het ziekenhuis in eigen beheer, de autonome gemeentebedrijven, de autonome provinciebedrijven en de OCMW-verenigingen, met uitzondering van de ziekenhuisverenigingen.

§2. Onder onderwijssector wordt verstaan:
1° de instellingen van het gemeenschapsonderwijs, vermeld in artikel 2, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs van 27 maart 1991;
2° de instellingen van het gesubsidieerd onderwijs, vermeld in artikel 4, §1, van het decreet rechtspositie personeelsleden gesubsidieerd onderwijs van 27 maart 1991;
3° de hogescholen, vermeld in artikel II 3 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
4° de universiteiten, vermeld in artikel II 2 van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013;
5° de onderwijsinspectie, vermeld in artikel 45 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
6° de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, vermeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.[83]

Art. III 29.

Om externe mobiliteit te verkrijgen moet het personeelslid van de externe overheid of de onderwijssector:
1° de voorwaarden vervullen, vermeld in artikel III 14;
2° een graad, rang, functie of vakklasse bekleden in hetzelfde niveau als de graad of rang waartoe de vacante betrekking behoort;
3° beantwoorden aan de specifieke voorwaarden die overeenkomstig dit besluit voorgeschreven zijn om de vacante betrekking uit te oefenen;
4° beantwoorden aan het functieprofiel van de betrekking;
5° slagen voor een selectie via een objectief wervingssysteem;
6° de eed afleggen als het gaat om een benoeming en als het personeelslid de eed nog niet heeft afgelegd bij de externe overheid of in de onderwijssector.[83]

Art. III 30.

De duur en de evaluatie van de proeftijd verlopen volgens de bepalingen, vermeld in deel IV.[83]

Art. III 31.

De entiteit, raad of instelling die externe mobiliteit toekent, brengt de kandidaat en de externe overheid of de onderwijsinstelling waartoe het personeelslid behoort, daarvan op de hoogte.

De kandidaat beschikt na de selectiebeslissing over een maximale termijn van drie maanden om zijn nieuwe functie op te nemen.[83]