Gedaan met laden. U bevindt zich op: Call lokale energieprojecten 2019 Projectoproepen van het VEKA

Call lokale energieprojecten 2019

De Vlaamse Regering besliste op 1 maart 2019 om een nieuwe call voor lokale energieprojecten te lanceren. Tussen 11 maart en 30 april 2019 konden steden en gemeenten een subsidie-aanvraag voor nieuwe lokale energie-investeringsprojecten indienen. De Vlaamse Regering heeft voor deze call 6.031.288 euro vrijgemaakt.

De projecten zijn intussen in uitvoering of al afgerond. Op dit ogenblik kunnen steden en gemeenten met een goedgekeurd project enkel nog schuldvorderingen en verslagen over het project indienen.

Deze oproep staat volledig los van de subsidie-aanvragen in het kader van de campagne ‘Overal stroomversnellers’.

Procedure

Achtergrondinformatie over deze call

Stand van zaken

Alle ingediende projecten werden inhoudelijk beoordeeld door het Vlaams Energie-en Klimaatagentschap. Alle ministeriële besluiten en besluiten van de Vlaamse regering werden opgemaakt, een afschrift werd bezorgd aan de betrokken gemeenten.

Er werd gewerkt met een standaard subsidiebesluit waarin enkel de projectspecifieke gegevens werden aangepast, evenals de subsidiebedragen.

Het door de steden en gemeenten totale aangevraagde bedrag (ongeveer 6,4 miljoen euro) overschrijdt het door de Vlaamse Regering vrijgemaakte budget, waardoor een pro rata aftopping werd toegepast.

Pro rata aftopping subsidie voor ‘derde’ projecten

De ‘aftopping’ van de subsidiebedragen gebeurde enkel op alle ‘derde’ projecten van steden en gemeenten. Er is voldoende budget om alle aanvaarde eerste en tweede projecten volledig te honoreren. De ‘aftopping’ gebeurde pro rata op basis van het resterende budget na subsidiëring van alle aanvaarde eerste en tweede projecten.

Rekenvoorbeeld: indien na de subsidiëring van de eerste en tweede projecten nog een budget resteert van 350.000 euro, en er voor 700.000 euro aan ‘derde’ projecten aanvaard werden, zullen alle initiële subsidiebedragen voor ‘derde’ projecten met een factor 0,5 vermenigvuldigd worden (350.000/700.000 = 0,5).

De algemene projectvoorwaarden

Het moet telkens gaan om effectieve investeringsprojecten in de eigen stad of gemeente die op 11 maart 2019 nog niet in uitvoering zijn en betrekking hebben op één van de volgende subthema’s:

  • Energie-efficiëntie.
  • Groene warmte/WKK.
  • Elektrische mobiliteit (wagens, laadpalen).
  • Groene stroom (alleen in combinatie met een van voorgaande thema’s).

Noot: hoewel in de originele oproep aangekondigd werd dat elektrische fietsen niet in aanmerking zouden komen voor de call, is na overleg beslist om projecten rond elektrische fietsen toch te weerhouden.

Projecten waarvoor steun wordt aangevraagd in het kader van de oproep ‘’Overal Stroomversnellers’’ uit 2018, kunnen niet ingediend worden binnen deze call.

Alleen projecten met een duidelijke investeringscomponent worden aanvaard. De subsidie gebruiken om een premie te financieren, een studie te bestellen of een consultant aan te werven om energieaudits uit te voeren, wordt bijgevolg niet aanvaard. Aan veel investeringsprojecten gaat een haalbaarheidsstudie vooraf. Deze haalbaarheidsstudies mogen worden opgenomen in de totale projectkost (en kunnen dus gefinancierd worden met de subsidie van de Vlaamse overheid) enkel en alleen als het investeringsproject zelf ook effectief wordt uitgevoerd.

Nieuwbouwprojecten worden niet aanvaard.

Het Vlaams Energie-en Klimaatagentschap adviseert de gemeenten en steden om bij de keuze van de lokale projecten te mikken op projecten met een belangrijke CO2-besparing.

Er worden geen verdere beperkingen opgelegd aan de inhoud van de concrete projecten. Vanzelfsprekend moeten de projecten wel voldoen aan alle geldende regelgeving (bijvoorbeeld omgevingsvergunning, staatssteunregels, energieprestatieregelgeving,, …).

Er is geen deadline waarbinnen de projecten moeten zijn afgerond. Let wel: de slotschuldvordering kan maar worden ingediend zodra alle projecten zijn uitgevoerd.

Bijkomende voorwaarde voor groenestroom projecten

Projecten met betrekking tot groene stroomproductie komen enkel in aanmerking indien deze investering in hetzelfde project gecombineerd wordt met verbeterde energie-efficiëntie, groene warmteproductie (+WKK) of elektrische mobiliteit (het “EE-aspect” genoemd). Bovendien moet de netto-investeringskost van het EE-aspect van het project minstens 60% van de totale netto-investeringskost bedragen.

Het steunbedrag

Principe

De subsidie per project bedraagt maximaal 75% van de totale investeringskost van het project, na aftrek van andere Vlaamse subsidies, groenestroom-, warmte-krachtcertificaten en energiepremies van de netbeheerders, de zogenaamde netto-investeringskost.

Naast een inschatting van de investeringkost van het project, zullen steden/gemeenten initieel ook een inschatting moeten maken van de te ontvangen premies, subsidies, en warmte-kracht- en groenestroomcertificaten. Voor wat betreft groenestroom- en warmte-krachtcertificaten moet de steun berekend over de volledige steunperiode in mindering worden gebracht.

Voor bijvoorbeeld totaalrenovatieprojecten kunnen enkel de kostprijs van de energetische componenten in rekening worden gebracht.

Indien de gemeente de btw voor het betrokken project kan recupereren, gebeurt de berekening van de subsidie op de projectkosten exclusief btw. Indien de gemeente de btw niet kan recupereren, wordt rekening gehouden met de projectkost inclusief btw.

De subsidie wordt vervolgens afgetopt op 1 euro per inwoner van de betrokken gemeente. Voor de bepaling van het aantal inwoners per gemeente wordt gerekend met de wettelijke bevolking dd. 1 januari 2018(Excel bestand opent in nieuw venster).

Maar met beoordeling in fases

Om rekening te kunnen houden met het door de Vlaamse Regering ter beschikking gestelde totaalbedrag, wordt met een getrapt systeem gewerkt.

Aangezien er enkel maxima per project gelden en geen absoluut subsidiebedrag per gemeente/stad, kan een gemeente met 10.000 inwoners dus meerdere projecten indienen waarvoor een steun van 10.000 euro wordt aangevraagd. Zoals hierboven verduidelijkt wordt, zal alleen het eerste project met zekerheid gesteund worden (indien natuurlijk voldaan is aan de inhoudelijke voorwaarden). De bijkomende projecten schuiven door naar een volgende evaluatieronde.

Dit heeft als gevolg dat, indien een gemeente met 10.000 inwoners voor een eerste project 5000 euro steun aanvraagt en voor een tweede project 4000 euro, het tweede project ook doorschuift naar de volgende ronde, ondanks het feit de gemeente voor haar eerste project niet haar ‘budget’ van 1 euro per inwoner heeft opgebruikt. Dergelijke projectvoorstellen kan men dus best bundelen in 1 gecombineerd projectvoorstel.