Gedaan met laden. U bevindt zich op: Tegen 2050 moeten alle niet-residentiële gebouwen koolstofneutraal zijn   blogberichten

Tegen 2050 moeten alle niet-residentiële gebouwen koolstofneutraal zijn  

Blogbericht
10 oktober 2024

Ook voor niet-residentiële gebouwen ligt de langetermijndoelstelling vast. Tegen 2050 moet het hele niet-residentiële gebouwenpark koolstofneutraal zijn. Dat betekent dat al het energiegebruik van deze gebouwen gedekt is door hernieuwbare energie of restwarmte. Een niet-residentiële gebouweenheid is bijvoorbeeld een kantoor, school, ziekenhuis of sportinfrastructuur. Industrie- en landbouwgebouwen vallen hier bvb. niet onder. Eigenaars van kleine niet-residentiële gebouwen (bakker, B&B, tandartsenpraktijk,..) hebben de keuze: of het traject van niet-residentiële gebouwen volgen, of kiezen voor een aangepast traject. Dit artikel focust op het algemeen beleid voor niet-residentiële gebouwen. 

Om de koolstofneutraliteitsdoelstelling te halen, zet de Vlaamse overheid in op twee sporen. Enerzijds zijn er de eisen opgelegd door de renovatieverplichting, de EPC-plicht en de minimale labelplicht. Anderzijds zijn er ook heel wat financiële ondersteuningsmaatregelen, onder andere via MijnVerbouwPremie en subsidies via het Vlaams Agentschap voor Innoveren en Ondernemen (VLAIO).

Renovatieplicht: binnen vijf jaar na notariële overdracht

Elke niet-residentiële gebouweenheid moet binnen de vijf jaar na een notariële overdracht (bvb. verkoop) enkele minimale energiebesparende maatregelen uitgevoerd hebben. Deze verplichting bestaat uit twee delen: een pakket van vier maatregelen waaraan minimaal voldaan moet zijn en een minimaal te behalen energielabel.

Minimaal maatregelenpakket

Het minimale maatregelenpakket omvat dakisolatie, beglazing, verwarming en koeling. Voor dakisolatie moet er op het moment van de overdracht minstens al een paar centimeter isolatie aanwezig zijn (minimale R-waarde van 0,75 m²K/W). Is dat niet het geval, dan moet het dak verplicht geïsoleerd worden (minimale R-waarde van 4,5 m²K/W of een maximale U-waarde van 0,24 W/m²K).

Als de niet-residentiële gebouweenheid nog beschikt over enkel glas, moet dat vervangen worden door beglazing met een maximale U-waarde van 1 W/m²K.

De verwarmingsinstallatie moet binnen de vijf jaar vervangen worden als deze ouder is dan 15 jaar, tenzij u kunt aantonen dat de installatie aan de minimale installatie-eisen voor renovatie voldoet. Als er een aardgasnet aanwezig is in de straat, mag een stookolieketel niet vervangen worden door een nieuwe stookolieketel. Elke warmteopwekker, behalve een stookolieketel mag geplaatst worden.

Ook koelinstallaties die ouder zijn dan 15 jaar moeten vervangen worden als ze gebruik maken van koelmiddelen op basis van ozonafbrekende stoffen of koelmiddelen met een GWP-waarde van 2500 of hoger.

Het minimale maatregelenpakket geldt enkel voor de individuele onderdelen van de gebouweenheid die overgedragen wordt. Onderdelen van gebouweenheden die niet overdragen worden of collectieve onderdelen (bv. gemeenschappelijke dakdelen, installaties die ook andere eenheden koelen of verwarmen) moeten niet aangepakt worden.

Minimaal energielabel

Sinds 1 januari 2023 moet een niet-residentiële gebouweenheid binnen de vijf jaar na een notariële overdracht een EPC NR-label E behalen. Dat wil zeggen dat minstens 5 % van het totale energiegebruik van de eenheid moet gedekt worden door hernieuwbare energie en/of restwarmte, die ter plaatse wordt opgewekt en gebruikt. De eigenaar beslist zelf op welke manier dit minimaal aandeel hernieuwbare energie behaald wordt. Dat kan bijvoorbeeld door gebruik van elektriciteit uit een PV-installatie, verwarmen met een (hybride) warmtepomp, recupereren van restwarmte uit bijvoorbeeld een koelinstallatie,…

De labelverplichting geldt enkel als de gebouweenheid deel uitmaakt van een niet-residentieel gebouw dat in totaliteit verkocht wordt.

EPC-plicht

Sinds begin 2023 moet een EPC NR opgemaakt worden bij verhuur en bij alle notariële overdrachten (bvb verkoop) van eenheden met een niet-residentiële hoofdbestemming. Sinds januari 2024 moet elke grote niet-residentiële gebouweenheid in een publiek of een overheidsgebouw beschikken over een EPC NR, ook als het niet overgedragen of verhuurd wordt. De verplichting om over een EPC NR te beschikken zal de komende jaren stelselmatig verder uitbreiden. Vanaf 1 januari 2025 moet elke grote niet-residentiële gebouweenheid met een bruikbare vloeroppervlakte groter dan 1000m² over een EPC NR beschikken, ongeacht overdracht of verhuur. Een jaar later (vanaf 1 januari 2026) geldt deze verplichting ook voor grote niet-residentiële gebouweenheden die kleiner zijn dan 1000m².

Het EPC voor niet-residentiële gebouwen wordt opgemaakt door een energiedeskundige type D en is vijf jaar geldig. In het EPC NR wordt het energielabel, dat varieert van A tot G, en de energiescore getoond. Daarnaast bevat dit EPC ook aanbevelingen over hoe de niet-residentiële gebouweenheid (nog) energiezuiniger gemaakt kan worden. U kan het zien als een handige tool voor de eigenaar om hem te begeleiden naar label A en dus te voldoen aan de langetermijndoelstelling: een koolstofneutraal gebouw.

Een belangrijk verschil tussen het EPC voor een residentieel gebouw en het EPC voor een niet-residentieel gebouw, is dat het energielabel van het EPC NR gebaseerd is op het werkelijke energiegebruik. Daarom moet de energiedeskundige de meterstanden en metingen van hernieuwbare technologieën registreren. Als er geen of onvoldoende meetgegevens beschikbaar zijn, krijgt het EPC NR het label ‘X’ toegewezen. Zo weet de eigenaar dat er tegen de hernieuwing van het EPC meters moeten bijgeplaatst worden om een geldig label te bekomen, en dus ook om te kunnen voldoen aan de labelplicht.

Minimale labelplicht: vanaf 1 januari 2030

Vanaf 1 januari 2030 moeten niet-residentiële gebouweneenheden een minimaal energielabel halen, ongeacht een notariële overdracht (zoals omschreven onder het puntje van de renovatieplicht in dit artikel). Voor niet-residentiële gebouweenheden is dat label E. Label E is een eerste tussenstap. Tussen 2030 en 2050 zal dit verplicht te behalen minimale energielabel stelselmatig verstrengen.

Publieke gebouwen en overheidsgebouwen moeten hier al vanaf 1 januari 2028 aan voldoen.

Eigenaars van kleine niet-residentiële gebouwen kunnen kiezen voor een aangepast traject

Een klein niet-residentieel gebouw is bijvoorbeeld een bakker, restaurant of een B&B. Eigenaars van dergelijke gebouweenheden hebben de keuze tussen enerzijds het normale traject voor niet-residentiële gebouwen, met een ‘EPC NR’ en de verplichtingen voor niet-residentiële gebouwen. Anderzijds kan er gekozen worden voor een aangepast traject. Dan wordt er een ‘EPC kNR’ opgemaakt en zijn de verplichtingen voor kleine niet-residentiële eenheden van toepassing.

Meer info? Zie: EPC van een kleine niet-residentiële gebouweenheid

Financiële ondersteuning

Via MijnVerbouwPremie(opent in nieuw venster) kunnen er premies aangevraagd worden voor energetische verbeteringswerken. Ook niet-residentiële gebouwen komen hiervoor in aanmerking. Er zijn premies voor het isoleren van de gebouwschil (dak, buitenmuren, vloer en het buitenschijnwerk) maar ook voor de installatie van hernieuwbare energie (warmtepomp, warmtepompboiler en zonneboiler).

Voor het isoleren van het dak bedraagt de premie 8 euro/m², voor het isoleren van de buitenmuren varieert het bedrag tussen de 5 en de 30 euro/m² en voor de vloerisolatie kan u 6 euro/m² terugkrijgen. Voor het plaatsen van hoogrendementsbeglazing bedraagt de premie 16 euro/m².

De premie voor een warmtepomp varieert per type en is tussen de 300 en 4000 euro. Voor een warmtepompboiler krijgt u 900 euro terug. Voor grotere installaties kunnen deze premies nog verder stijgen. Voor een zonneboiler bedraagt de premie dat 200 euro per m² zonnecollector. Voor alle premie-aanvragen geldt hetzelfde: maximaal 40% van het factuurbedrag wordt terugbetaald.

Ook kunnen er enkele premies via Fluvius aangevraagd worden. Zo is er bijvoorbeeld de relightingpremie voor wie investeert in energiezuinige binnenverlichting van een niet-residentieel gebouw.

Ondernemingen die kiezen voor duurzame technologieën voor hun productieprocessen of de klimatisatie van hun gebouwen kunnen hiervoor subsidies krijgen bij VLAIO. Denk daarbij aan de recuperatie van restwarmte, warmte uit biomassa, warmteopslag of het installeren van een warmtepomp op geothermie.

Wil een onderneming stappen zetten richting een beter EPC NR, dan kan ze voor de investering in bepaalde technologieën een subsidie krijgen via de VLAIO-ecologiepremie+. Dit is een steunmaatregel die werkt met een lijst van gesubsidieerde technologieën. Staat de technologie waarin geïnvesteerd wordt niet op deze lijst, dan is subsidie mogelijk via de GREEN-Investeringssteun. Bezoek vlaio.be/ecologiesteun(opent in nieuw venster) voor alle mogelijkheden.

Een overzicht van alle subsidies voor ondernemingen voor energiebesparende maatregelen(opent in nieuw venster).

Meer info? Zie: EPC voor een niet-residentiële eenheid