Dossiers met bouw, gesubsidieerde infrastructuur of gecombineerde dossiers
We informeren u in dit luik over de uitvoering van sociale woningbouw en van gesubsidieerde infrastructuuraanleg door de woonmaatschappijen. Voor gecombineerde dossiers van woningbouw én infrastructuuraanleg, leest u telkens in de mededeling waar het verschil met een ‘apart’ dossier zich situeert.
- De bepalingen zijn geldig voor alle opdrachten groter dan 30 000 euro, tenzij anders vermeld.
- De reglementering wordt grotendeels gevormd door het KB van 14 januari 2013(opent in nieuw venster) en het bijzonder bestek VM/B 2013 (voor opdrachten die werden bekendgemaakt van 1 juli 2013 tot 30 juni 2017) of VM/B 2017 (voor opdrachten die werden bekendgemaakt vanaf 30 juni 2017). Tenzij anders vermeld zijn de geciteerde artikels dan ook uit dat KB afkomstig.
- De vermelde bedragen zijn altijd zonder btw.
- De vermelde termijnen zijn uitgedrukt in kalenderdagen.
- Ook interessant: prijsherzieningstabel(opent in nieuw venster)
Start van de werken
Leidend ambtenaar (artikel 11)
Het begrip ambtenaar moet in deze context niet letterlijk genomen worden. Met leidend ambtenaar wordt de persoon bedoeld die belast is met de leiding van en de controle op de werken in naam van de aanbestedende overheid. Hij zal onder meer het dagboek van de werken bijhouden, werfverslagen opmaken, verrekeningen opstellen, …
In de praktijk is het meestal de ontwerper die in de opdrachtdocumenten vernoemd wordt (zie rubriek C in eerste deel VM/B 2013/2017), dus ook in de bestelbrief. Let op voor gevallen die daar van afwijken, zodat de naam in de bestelbrief correct staat.
Gemachtigde van de aannemer (artikel 75 § 2)
Ook langs de aannemerszijde wordt een persoon aangeduid die de aannemer vertegenwoordigt. De aannemer maakt daarvoor een mandaat op waarin onder meer de bevoegdheden van die persoon opgesomd worden. Zo wordt duidelijk of hij het dagboek van de werken, verrekeningen, … voor akkoord mag ondertekenen.
Onderaannemers (artikel 12)
Het sluiten van een overheidsopdracht betekent dat er een contract ontstaat tussen aanbestedende overheid en aannemer.
Het is de keuze van de aannemer of hij de opdracht al dan niet geheel of gedeeltelijk door derden - onderaannemers - laat uitvoeren.
De aannemer is verplicht bij het sluiten van de opdracht ten laatste bij de aanvang van de opdracht de naam en de contactgegevens van al de onderaannemers aan de aanbestedende overheid mee te delen. Tijdens de werken moet hij de lijst aanvullen met wijzigingen en nieuwe gegevens.
De aanbestedende overheid kan (bij een Belgische opdracht) of moet (bij een Europese opdracht) controleren of er bij de rechtstreekse onderaannemers van de aannemer geen gronden tot uitsluiting voorhanden zijn (art. 12/2). Bv. of die onderaannemers geen fiscale of sociale schulden hebben. Dat alles moet u controleren zoals de inschrijvers bij een gunningsprocedure: u leest erover in de rubriek ‘opening en onderzoek van de offertes/toegangsrecht’.
Als er onregelmatigheden worden vastgesteld zal de aannemer via een proces-verbaal van ingebrekestelling worden verzocht de betrokken onderaannemer te vervangen. Indien de aannemer daar na 15 dagen geen gevolg aangeeft, wordt er een geldstraf opgelegd: zie art. 12/2,§4.
De aanbestedende overheid kan dezelfde controles ook doen voor onderaannemers verderop in de keten, dus voor onderaannemers van onderaannemers. Die keten is trouwens beperkt tot drie niveaus (=3 onderaannemers onder de aannemer) voor opdrachten waarvoor de aannemer in een categorie moet erkend zijn en slechts tot twee niveaus voor opdrachten waarvan de aannemer in een ondercategorie moet erkend zijn. Zie art. 12/3. Bij inbreuken zijn eveneens in eerste instantie geldstraffen voorzien.
De onderaannemers moeten elk (in heel de keten) voor hun deel van het werk voldoen aan de erkenningvereisten (art. 78/1). Vandaar de verwijzing naar dit principe in de modelbestelbrief.
Opgelet, het is wel zo dat enkel de aannemer verantwoordelijk is voor de onderaanneming. Er is geen enkele contractuele band tussen aanbestedende overheid en onderaannemers.
Verzekeringen (artikel 24 en 2de deel VM/B 2013/2017)
Een aannemer is verplicht om verschillende verzekeringen af te sluiten vanaf het moment dat hij de bestelbrief ontvangt:
- een verzekering voor arbeidsongevallen
- een verzekering voor de aansprakelijkheid ten aanzien van derden bij de uitvoering van de werken
- een verzekering tegen brand en natuurrampen ter waarde van het bedrag van de werken
- een verzekering voor de tienjarige aansprakelijkheid
Hij levert het bewijs van het afsluiten van die verzekeringen binnen de 30 dagen.
Voorbereidingstermijn/uitvoeringstermijn (artikel 76)
Aanvangsdatum in bestelbrief
De aanvangsdatum wordt bepaald door de aanbestedende overheid en wordt meestal in de bestelbrief opgenomen, maar is niet willekeurig te kiezen.
Het bestelbedrag bepaalt de termijn waarbinnen de aanvangsdatum wordt vastgesteld.
- Bij opdrachten van hoger dan 3.225.000 euro (= drempel voor erkenningsklasse 6) moet de aanvangsdatum vallen tussen de 30ste en de 75ste dag na de datum van de bestelbrief.
- Bij opdrachten lager dan 3.225.000 euro: aanvangsdatum ligt tussen de 15de en de 60ste dag.
Aanvangsdatum in aanvangbevel
Als u het aanvangbevel apart verstuurt - dus als u geen aanvangsdatum in de bestelbrief vermeld heeft - moeten er minstens 15 dagen liggen tussen de datum van verzending van het aanvangsbevel en de vastgelegde aanvangsdatum. Kortom, veel praktisch nut heeft een scheiding van bestelbrief en aanvangsbevel niet.
Hou ook rekening met het feit dat de aannemer de opdracht kan verbreken als er geen aanvangbevel is gegeven na respectievelijk 120 of 150 dagen na het verzenden van de bestelbrief.
De contractuele termijn
De aannemer is verplicht de werken aan te vangen op de opgegeven dag en de werken regelmatig verder te zetten zodat de opdracht binnen de contractuele termijn voltooid wordt.
De contractuele termijn - het aantal kalenderdagen bepaald voor de uitvoering van de opdracht - staat telkens vermeld in het eerste deel van de VM/B 2013/2017, rubriek ‘O’. De termijn omvat alle zater-, zon- en feestdagen, de jaarlijkse verlofdagen (uitzondering: bij een termijn van minder dan 81 kalenderdagen zijn de verlofdagen niet inbegrepen) en de dagen dat er wegens ongunstige weersomstandigheden niet kan gewerkt worden.
Termijnverlenging
Abnormale weersomstandigheden kunnen een aanleiding zijn om over te gaan tot een termijnverlenging. Het is dan ook aan te raden om de dagen dat er wegens slecht weer geen activiteit op de werf is te noteren in het dagboek van de werken. Zo kan u achteraf objectief vergelijken met bijvoorbeeld gegevens van het KMI. Uit die vergelijking kan u dan een termijnverlenging wegens abnormale weersomstandigheden formeel opnemen in een VA2.
Gelijktijdige werken (artikel 77 en tweede deel VM/B 2013/2017)
Het terrein waar de werken plaatsvinden wordt gratis ter beschikking gesteld aan de aannemer. Buiten het terrein is het de aannemer zelf die de nodige schikkingen treft, wanneer hij gronden nodig heeft om de opdracht uit te voeren.
In geval van gelijktijdige werken - als er verschillende aannemers tegelijk op dezelfde bouwplaats werken - zijn goede afspraken over het gebruik van het terrein en de timing noodzakelijk.
In de bestekbepalingen is ook opgenomen dat er rekening moet gehouden worden met de indeling zoals de aanbestedende overheid ze voorstelt.
Op vraag van de aannemer moet de aanbestedende overheid de volgende documenten kosteloos, eventueel op elektronische wijze, ter beschikking stellen:
- een kopie van zijn verbeterde offerte
- een exemplaar van het bestek
- kopieën van de plannen die deel uitmaken van het gunningsdossier
Definitie (artikel 25)
De borgtocht is een financiële garantie die de aannemer geeft aan de aanbestedende overheid voor zijn verplichting tot de volledige en goede uitvoering van de opdracht.
Voor opdrachten waarvan het opdrachtbedrag kleiner is dan 50.000 euro wordt geen borgtocht geëist.
Het bedrag van de borgtocht bedraagt 5% van het oorspronkelijke opdrachtbedrag. Het bekomen bedrag wordt naar het hoger tiental in euro afgerond (artikel 25).
Als de aannemer korting heeft toegestaan bij het indienen van zijn offerte wordt de borgtocht berekend op het bestelbedrag inclusief de toegestane korting.
Als de opdracht uit meerdere percelen bestaat wordt elk perceel voor de uitvoering als een aparte opdracht beschouwd en wordt een afzonderlijke borgtocht gesteld per perceel. Zelfs als er meerdere percelen uitgevoerd worden door éénzelfde aannemer stelt deze laatste een borgtocht per perceel (artikel 17 § 2).
Bij raamovereenkomsten wordt de borgtocht in principe gesteld per opdracht gebaseerd op de raamovereenkomst (bestelling). Het is mogelijk om in de opdrachtdocumenten geen of een lagere borgtocht te vragen.
De aanbesteder kan specifiek bij raamovereenkomsten met één opdrachtnemer een globale borgstelling eisen. Het bedrag ervan wordt in dat geval automatisch vastgesteld op drie procent van het geraamde bedrag van de raamovereenkomst. De aanbesteder kan in de opdrachtdocumenten echter in een lager percentage voorzien.
De aannemer levert binnen dertig kalenderdagen - volgend op de dag waarop de opdracht wordt gesloten - het bewijs van storting. Deze termijn wordt opgeschort tijdens de sluitingsperiode van de onderneming van de aannemer. Dit kan zijn tijdens bv. de jaarlijkse vakantiedagen en de inhaalrustdagen zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst (artikel 27).
Overeenkomstig de wettelijke bepalingen kan de aard van de borgtocht en het bewijs van borgstelling op verschillende wijzen gesteld worden. Deze worden opgesomd in artikel 26 en 27.
De borgtocht kan in bepaalde gevallen tijdens de uitvoering aangepast worden, bijvoorbeeld als de wijzigingen meer dan 20% van het opdrachtbedrag bereiken (art. 28).
Vrijgave van de borgtocht (artikel 33 en 93)
Het verzoek van de aannemer om over te gaan tot de oplevering geldt voortaan als aanvraag tot vrijgave van de borgtocht. De aannemer moet dus geen apart verzoek tot vrijgave van de borgtocht indienen.
Bij de voorlopige oplevering wordt de eerste helft vrijgegeven, bij de definitieve oplevering de tweede helft. In beide gevallen gebeurt dat na aftrek van de sommen die de aannemer eventueel aan de aanbestedende overheid verschuldigd is.
De aanbesteder moet de borgtocht op eigen initiatief vrijgeven bij de voorlopige en/of definitieve oplevering. De opdrachtnemer moet hierom dus niet meer verzoeken.
De vrijgave gebeurt binnen 15 kalenderdagen na de voorlopige en/of definitieve oplevering.
Na deze termijn heeft de aannemer recht op:
- ofwel de betaling van een intrest die wordt berekend op de neergelegde bedragen;
- ofwel de teruggave van de gemaakte kosten voor het behoud van de borgstelling.
Verzuim van borgstelling (artikel 29)
Als de aannemer dertig dagen na het versturen van de bestelbrief de borgtocht nog niet gestort heeft, wordt hij daarvoor met een proces-verbaal in gebreke gesteld.
Als de aannemer na 15 dagen volgend op dat aangetekend schrijven nog altijd de borgtocht niet gestort heeft, dan kan de aanbestedende overheid het bedrag van de borgtocht afhouden van de eerste vorderingsstaat of -staten en daarbovenop een éénmalige boete aanrekenen van 2% van het opdrachtbedrag.
Een andere mogelijkheid zou zijn dat er maatregelen van ambtswege genomen worden, zoals bv. de opdracht verbreken. Zo een maatregel, enkel en alleen voor het verzuim van borgstelling, is echter weinig aangewezen.
Hoewel de benaming oubollig lijkt, is het bijhouden van een ‘dagboek’ over het verloop van de werken wel degelijk nog altijd wettelijk voorzien. Het is een nuttig instrument dat kan dienen als objectieve bron voor gegevens over de voortgang van de werken vanaf de aanvangsdatum tot de dag van de voorlopige oplevering.
Dat alles ook met het oog op eventuele conflictsituaties die resulteren in actiemiddelen van de aanbestedende overheid waarbij de aantekeningen in het dagboek als basis dienen.
Het dagboek van de werken wordt enkel door de aanbestedende overheid ingevuld en bijgehouden, door de leidend ambtenaar. De vermeldingen in het dagboek worden wel mee ondertekend door de afgevaardigde van de aannemer. Als hij niet akkoord gaat met een bepaalde vermelding, dan maakt hij binnen de 15 dagen zijn gemotiveerd bezwaar per aangetekende brief over aan de aanbestedende overheid.
Het is toegelaten vermeldingen in bijlagen te formuleren. Werfverslagen kunnen zo, mits aanduiding ervan in het dagboek zelf, integraal deel uitmaken van het dagboek.
Alle relevante informatie over het werfverloop kan in het dagboek weergegeven worden:
werkonderbreking wegens weersomstandigheden
aangevoerde materialen
onvoorziene omstandigheden
afspraken met de aannemer
uitgevoerde hoeveelheden met het oog op het nazicht van de vorderingsstaten
aantekeningen van de veiligheidscoördinator
eventueel: afgifte van de maandelijkse vorderingsstaat door de aannemer
…
De start van de werken voor gecombineerde dossiers is hetzelfde als bij een klassiek bouwdossier. Het enige grote verschil is dat bij een gecombineerd dossier slechts één bestelbrief wordt opgemaakt en één borgtocht gesteld wordt voor de totaliteit van de opdracht.
Betalingen
Van zodra de uitvoering van de werken zodanig is gevorderd dat ze recht geeft op betaling, maakt de aanbestedende overheid hiervan een proces-verbaal op. De aannemer dient een schuldvordering in zodat hij betaald kan worden.
De betaling van de werken gebeurt ofwel eenmalig na volledige uitvoering ofwel met betalingen in mindering naargelang de uitvoering vordert en volgens de modaliteiten uit het bijzonder bestek VM/B 2013/2017. De enige uitzondering geldt voor kleinere opdrachten onder 30.000 euro, gegund tegen factuur.
Volgens de betalingsmodaliteiten - beschreven in het bijzonder bestek VM/B 2013/2017 - zijn betalingen in mindering mogelijk op basis van de door de aannemer opgemaakte maandelijkse vorderingsstaten.
Maandelijkse vorderingsstaat indienen
De aannemer maakt elke maand een gedetailleerde vorderingsstaat op van de uitgevoerde werken waarbij de eerste vorderingsstaat begint op de contractuele aanvangsdatum en eindigt op de laatste dag van de betreffende kalendermaand. Als de aannemer de werken vroeger aanvat, begint de periode van de eerste vorderingsstaat op de reële aanvangsdatum van de werken. De tweede en volgende vorderingsstaten zullen altijd beginnen op de eerste van de lopende maand en eindigen op de laatste dag ervan. De laatste vorderingsstaat eindigt op de reële einddatum van de werken.
Elementen vorderingsstaat
De aanduiding van de posten en de volgorde ervan stemmen overeen met de - bij de offerte gevoegde - samenvattende meetstaat.
De vorderingsstaten omvatten voor iedere post:
- de voorziene hoeveelheid
- de eenheidsprijs
- de werkelijk uitgevoerde hoeveelheid
- het product van de uitgevoerde hoeveelheid met de eenheidsprijs.
De door de aanbestedende overheid gunstig geadviseerde en uitgevoerde meerwerken worden op het einde van de vorderingsstaten toegevoegd op dezelfde wijze.
De vorderingsstaten worden genummerd en ondertekend.
Geen werken of percelen
Als de aannemer in een bepaalde maand geen werken uitgevoerd heeft zal er voor die maand een nulstaat opgemaakt worden. Deze vorderingsstaat zal dus afgesloten worden met een identiek totaal bedrag als dat van de vorige staat.
Voor een opdracht met verschillende percelen wordt een vorderingsstaat opgemaakt per perceel, ook als eenzelfde aannemer meerdere percelen uitvoert (artikel 17 § 2).
Prijsherziening
Nadat het totaal bedrag van de maandelijkse vorderingsstaat berekend is kan (indien van toepassing) de prijsherziening berekend worden. Hiervoor wordt het totaal bedrag van de vorderingsstaat vermenigvuldigd met de van toepassing zijnde prijsherzieningscoëfficiënt.
Opdrachten met een bedrag lager dan 120.000 euro zijn niet vatbaar voor prijsherziening.
Korting
Omdat elke vorderingsstaat opgemaakt wordt op basis van de oorspronkelijke eenheidsprijzen zal de korting die de aannemer heeft toegestaan bij het indienen van de offerte (percentage vermeld op inschrijvingsformulier I 2013/2017) toegepast worden op het totaal bedrag van de uitgevoerde werken (inclusief meerwerken) bij elke vorderingsstaat. De aannemer vermindert dus het integraal bedrag met het percentage van de toegestane korting en vermenigvuldigt dat met de prijsherzieningscoëfficiënt.
Indienen samen met schuldvordering
Bij elke aanvraag tot betaling maakt de aannemer een gedetailleerde vorderingsstaat op van de gerealiseerde werken. Hier wordt telkens een gedateerde en ondertekende schuldvordering bijgevoegd.
Onmiddellijk na het verstrijken van de maandelijkse periode, verstuurt de aannemer de schuldvordering en de maandelijkse vorderingsstaat, samen met de berekening van de prijsherziening, in tweevoud en aangetekend naar de aanbestedende overheid. Hij mag deze ook bezorgen tegen een gedateerd en ondertekend ontvangstbewijs of tegen een bewijs dat regelmatig wordt geacteerd in het dagboek van de werken.
Maandelijkse vorderingsstaat nakijken en factuur betalen
Vanaf de ontvangst van de schuldvordering en de vorderingsstaat beschikt de aanbestedende overheid over een verificatietermijn (= de tijd die de aanbestedende overheid nodig heeft om de vorderingsstaat na te kijken) van 30 kalenderdagen.
In die periode gebeurt het volgende:
- De hoeveelheden van de uitgevoerde werken, de prijsherziening en de 95%-limiet worden op verantwoordelijkheid van de leidend ambtenaar nagekeken en zo nodig door hem verbeterd.
De leidend ambtenaar plaatst zijn handtekening voorafgegaan door de vermelding: ‘vorderingsstaat goedgekeurd en voor betaling aanvaard’. - De leidend ambtenaar verstuurt de (eventueel verbeterde) vorderingsstaat van de uitgevoerde werken naar de aanbestedende overheid. De aannemer moet dus zelf in geval van verbetering geen nieuwe vorderingsstaat opmaken.
- De aanbestedende overheid maakt een proces-verbaal op met de vermelding van de werken die voor betaling aanvaard zijn en het volgens haar verschuldigde bedrag inclusief prijsherziening. Ze brengt de aannemer hiervan onmiddellijk op de hoogte.
- De aannemer stelt zijn factuur op en stuurt deze binnen 5 kalenderdagen naar de aanbestedende overheid.
- Onmiddellijk na ontvangst van de factuur stuurt de aanbestedende overheid een elektronische geldaanvraag naar de VMSW samen met een kopie van de factuur, de gedetailleerde vorderingsstaat, de schuldvordering en de berekening van de prijsherziening.
- De betaling van het aan de aannemer verschuldigd bedrag zal binnen dertig kalenderdagen, vanaf het verstrijken van de verificatietermijn, gebeuren. In principe zal de betaling dus altijd gebeuren binnen 60 kalenderdagen na ontvangst van de schuldvordering.
Let op: de verificatietermijn verstrijkt op de datum van beëindiging van verificatie (dit is wanneer alle nodige handelingen verricht zijn) én als de aanbestedende overheid beschikt over de factuur (en eventuele andere vereiste documenten). Vanaf deze datum van beëindiging van verificatie start de betalingstermijn van 30 dagen.
Bijvoorbeeld: Als u op dag 21 kennisgeeft van het proces-verbaal samen met de vraag tot het indienen van een factuur én u deze factuur ontvangt op dag 24 (dit is binnen de gevraagde termijn van 5 dagen), dan start de betalingstermijn al op dag 25.
Een voorbeeld:
- ontvangst schuldvordering + vorderingsstaat: 05.03.2014
verificatietermijn = 30 kalenderdagen - verwittigen aannemer van correct bedrag en indienen factuur door de aannemer vóór 05.04.2014
betalingstermijn = 30 kalenderdagen - betaling aannemer: vóór 04.05.2014
Enkele uitzonderingen:
De betalingstermijn kan verlengd worden naar rato van het aantal dagen:
- als de aannemer zijn factuur niet binnen de vijf kalenderdagen heeft ingediend;
- als dat nodig is om antwoord te ontvangen van de aannemer. Bijvoorbeeld wanneer de aanbestedende overheid, in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid, de aannemer moet bevragen over het werkelijke bedrag van zijn sociale of fiscale schuld.
De betalingstermijn wordt verkort als de aanbestedende overheid langer dan 30 kalenderdagen nodig heeft om de vorderingsstaat na te kijken.
95%-limiet
Ook als de werken volledig voltooid zijn, maar nog niet opgeleverd, kan het door de aannemer gefactureerde bedrag nooit hoger zijn dan 95% van het opdrachtbedrag vermeerderd/verminderd met de meerwerken. De overige 5% wordt betaald na de voorlopige oplevering en na het opmaken van de eindafrekening door de aanbestedende overheid.
Deze limitering wordt toegepast om een marge te voorzien om eventuele boeten en waardeverminderingen toe te passen.
Het kan dus gebeuren dat ook al zijn de werken voltooid, de aannemer enkel het bedrag van de prijsherziening kan factureren. De prijsherziening staat immers los van de berekening van de 95%-grens.
Een voorbeeld:
Opdrachtbedrag: | € 1.250.000,00 |
---|---|
Meerwerken: | € 45.000,00 |
95%: | € 1.230.250,00 |
De aannemer kan dus maximum 1.230.250,00 euro aan uitgevoerde werken factureren zolang de werken niet opgeleverd zijn. De prijsherziening op het opdrachtbedrag plus meerwerken kan wel gefactureerd worden.
Het totaal van alle maandelijkse betalingen wordt gelimiteerd op 95% van het opdrachtbedrag én alle gunstig geadviseerde verrekeningen.
Formulieren
Ingevulde voorbeelden
Vorderingsstaat vóór bereik 95%-limiet(PDF bestand opent in nieuw venster)
Vorderingsstaat overschrijdt 95%-limiet(PDF bestand opent in nieuw venster)
Vorderingsstaat na overschrijding 95%-limiet(PDF bestand opent in nieuw venster)
Eindsaldo
Het eindsaldo kan vereffend worden na de volledige uitvoering van de werken. In principe is dat vanaf het moment van de voorlopige oplevering.
Na de datum van de voorlopige oplevering beschikt de aanbestedende overheid over een termijn van 30 kalenderdagen om de goedkeuring van het proces-verbaal van voorlopige oplevering en het bedrag van het resterende saldo aan de aannemer mee te delen. Op het saldo zullen de (eventuele) boetes en waarborgen die de aanbestedende overheid en de aannemer overeengekomen waren afgehouden zijn.
De aannemer dient binnen de vijf kalenderdagen zijn factuur in waarvan het bedrag overeenstemt met het saldo dat goedgekeurd werd.
Onmiddellijk na ontvangst verstuurt de aanbestedende overheid de desbetreffende factuur samen met een geldaanvraag naar Wonen In Vlaanderen.
Betaling VO6
Nadat de slecht uitgevoerde werken in orde gebracht worden maakt de aanbestedende overheid een document VO6bis op. Hiermee wordt de waarborg vrijgegeven.
De aannemer wordt hiervan op de hoogte gebracht. Hij kan dan zijn factuur opmaken en binnen 5 dagen aan de aanbestedende overheid bezorgen.
Betaling VO7
Bij de oplevering van de uitgestelde werken worden de documenten voor de oplevering opgemaakt (min. VO1 en VO2).
Na deze datum beschikt de aanbestedende overheid over een termijn van 30 kalenderdagen om de goedkeuring van het proces-verbaal van voorlopige oplevering en het bedrag van het resterende saldo aan de aannemer mee te delen. Hij kan dan zijn factuur opmaken en deze binnen 5 dagen aan de aanbestedende overheid bezorgen.
De betalingstermijnen zijn strikt vastgelegd en kunnen niet gewijzigd worden.
Op voorwaarde dat de aannemer zijn vorderingsstaat/schuldvordering en zijn factuur tijdig indient, is de uiterlijke termijn:
- voor maandelijkse vorderingsstaten: 60 dagen na het indienen van de vorderingsstaat/schuldvordering;
- voor het eindsaldo: 60 dagen na de voorlopige oplevering (datum vermeld op de VO1).
Van zodra deze termijn overschreden wordt, heeft de aannemer automatisch recht op verwijlintresten op het verschuldigde bedrag en op een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor invorderingskosten. .
Het percentage van de rentevoeten wordt regelmatig gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.
Een voorbeeld voor een bedrag van 100.000 euro dat 30 dagen te laat wordt betaald:
100.000 x 30 x 8,5/365 x 100 = 689, 63 euro
Bovendien blijft het recht van de aannemer bij laattijdige betalingen niet beperkt tot verwijlintresten. Als 30 dagen na de vervaldatum, dus 90 dagen na het indienen van de vorderingsstaat, niet betaald is heeft hij het recht de uitvoering van de werken te vertragen of zelfs te onderbreken. Hij is wel verplicht om minstens 15 dagen voor de daadwerkelijke vertraging of onderbreking dat recht kenbaar te maken.
In zo een geval heeft de aannemer recht op:
- een termijnverlenging gelijk aan het aantal dagen tussen die 30ste dag en de effectieve betaaldatum;
- een schadevergoeding.
Formule
Voor opdrachten (percelen) waarvan het geraamde opdrachtbedrag gelijk is aan of hoger is dan 120.000 euro voorziet het bestek VM/B 2013/2017 een forfaitaire verrekening om de schommelingen van de lonen, sociale lasten, materialen en producten op te vangen.
Afhankelijk van welke versie van het modelbestek VM/B u toepast, zal de aannemer al dan niet verplicht prijsherziening moeten toepassen. In de nieuwste versies wordt prijsherziening verplicht. Of dit zo bij uw opdracht is, kan u terugvinden in het VM/B, deel 2 onder hoofdstuk 7 met betrekking tot prijsherziening. Indien de aannemer vrij is in zijn keuze om de prijsherziening al dan niet toe te passen is die keuze echter wel bindend en wordt het toegepast op het geheel van de opdracht, inclusief eventuele verrekeningen. Als de herziening negatief is moet de aannemer deze uiteraard ook doorrekenen.
Om een correcte prijsherziening te berekenen moet eerst een keuze uit volgende categorieën gemaakt worden. De categorieën zijn gebaseerd op deze die de FOD Economie hanteert voor de waarde van de lonen, S. Het belangrijkste aandeel van de werken in de opdracht bepaalt de categorie. De prijsherzieningscoëfficiënt wordt per opdracht vastgesteld volgens het type werk en het aantal werknemers die bij de firma werkzaam zijn.
- categorie A: algemene aanneming, ruwbouw
- categorie B: dakbedekkingen, voegwerken
- categorie C: bevloering, plafonnering, bepleistering
- categorie D: andere afwerkingen, schilderwerken, verwarmingsinstallaties (niet-elektrisch)
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen ondernemingen van:
- minder dan 10 werknemers;
- 10 tot en met 19 werknemers;
- 20 en meer werknemers.
Voor het berekenen van de prijsherziening moet de keuze gemaakt worden tussen ondernemingen van 20 of meer werknemers en ondernemingen van minder dan 10 werknemers.
Voor ondernemingen met een aantal werknemers van 10 tot en met 19 wordt de waarde S toegepast voor ondernemingen van meer dan 20 werknemers.
Door de uiterst geringe impact op de grootte van de prijsherzieningscoëfficiënt, passen we de tussencategorie niet toe in het bestek VM/B 2013/2017.
Voor afzonderlijke opdrachten van elektriciteit en liften wordt een aparte categorie gebruikt.
- categorie: elektrische installaties, elektriciteit
- categorie: liftinstallaties
Hier wordt enkel onderscheid gemaakt tussen ondernemingen van:
- 10 of meer werknemers
- minder dan 10 werknemers
Berekening prijsherziening met de ‘oude’ index I voor bouwmaterialen:
Als de categorie gekend is kan de prijsherziening door de aannemer berekend worden op basis van de maandelijkse vorderingsstaten van de uitgevoerde werken met volgende formule:
p = P (a x S/S + b x i/i + c)
Parameters voor alle werken | a = 0,40 lonen | b = 0,35 materialen | c = 0,25 vast deel niet vatbaar voor herziening |
---|---|---|---|
Uitzonderingen: schilderwerken | a = 0,60 | b = 0,15 | c = 0,25 |
Uitzonderingen: verwarmingsinstallaties + liften | a = 0,55 | b = 0,20 | c = 0,25 |
p = de te betalen som
P = bedrag vorderingsstaat
S = het gemiddelde loon van kracht 10 kalenderdagen vóór de datum die voor het indienen van de offertes is vastgesteld
s = het gemiddelde loon van kracht op de eerste dag van de in de vorderingsstaat beschouwde periode
I = het indexcijfer van de grondstoffen en materialen met betrekking tot de kalendermaand vóór de uiterlijke datum die werd vastgesteld voor het indienen van de offertes
i = het indexcijfer van de grondstoffen en materialen met betrekking tot de kalendermaand vóór de eerste dag van de in de vorderingsstaat beschouwde periode
Let op:
Per opdracht is slechts één categorie van toepassing. Deze categorie en de parameters (a, b en c) kunnen niet gewijzigd worden tijdens de uitvoering van de opdracht.
De prijsherzieningscoëfficiënt wordt tot op het vijfde decimale cijfer berekend.
De prijsherzieningscoëfficiënt kan eenvoudig afgelezen worden van de maandelijks geactualiseerde prijsherzieningstabel(opent in nieuw venster).
Berekening prijsherziening met index I 2021 voor bouwmaterialen
Omdat de samenstelling van de bestaande index I voor bouwmaterialen verouderd was, voerde de FOD Economie in januari 2021 een nieuwe prijsindex in, namelijk index I 2021.
In de overgangsperiode tot en met december 2022 mocht u nog beide indexen gebruiken. Maar, vanaf januari 2023 publiceert FOD Economie de oude index I niet meer en moet u voor elke werf waarbij u een prijsherziening toepast verplicht omschakelen naar de nieuwe Index I 2021.
Hieronder overlopen we de drie situaties waarin u zich kan bevinden en hoe u in elke situatie vanaf januari 2023 de index gebruikt bij prijsherzieningen.
U gebruikte de nieuwe index I 2021 al voor januari 2023
Gebruikte u voor uw opdracht al de nieuwe Index I 2021 voor januari 2023, dan verandert er niets. U blijft de klassieke prijsherzieningsformule toepassen met index I 2021.
U gebruikte de ‘oude’ index I en levert voor januari 2023 op
Gebruikte u voor uw opdracht de ‘oude’ index I tot eind 2022, maar levert u uw opdracht voor januari 2023 op? Dan werkt u verder met de klassieke prijsherzieningsformule met de ‘oude’ index I.
U gebruikte de ‘oude’ index I en levert niet voor januari 2023 op
Gebruikte u voor uw opdracht de ‘oude’ index I tot eind 2022, maar levert u niet op voor januari 2023? Dan moet u een speciale omschakelingsformule gebruiken vanaf januari 2023. De FOD Economie stelde deze formule op die de twee indexen combineert:
De formule is: p = P * [ a * (s / S) + b * ( i / I )*(i-2021 / I-2021) + c) ] waarbij:
s = de waarde is van de index S op het moment van de herziening
S = de waarde is van de index S op het moment van de opening-bieding
i = de waarde is van de index I op het moment van de overschakeling (januari, met i van december).
I = de waarde is van de index I op het moment van de opening-bieding - « i-2021 » de waarde is van de index I-2021 op het moment van de herziening
I-2021 = de waarde is van de index I-2021 op het moment van de overschakeling
De omschakelingsformule combineert dus gegevens van drie verschillende momenten:
- het moment van de herziening: dit is de maand waarvoor u de herziening uitrekent, dus de maand van de vorderingsstaat
- het moment van de opening-bieding
- het moment van overschakeling: dit is het moment dat van de oude I naar de nieuwe I 2021 wordt omgeschakeld. In de meeste gevallen zullen dit de waarden van december 2022 zijn.
Deze formule gebruikt u niet éénmalig, maar voor elke vorderingsstaat van omschakeling tot oplevering. Elke maand zullen in de formule alleen de gegevens van het moment van herziening veranderen.
U kan de nieuwe prijsherzieningscoëfficiënt vanaf februari 2023 terugvinden in de maandelijks geactualiseerde prijsherzieningstabel(opent in nieuw venster).
Prijsherziening voor werken uitgevoerd in vertraging (artikel 94 en 2de deel van VM/B 2013/2017)
Op de werken uitgevoerd na de contractuele einddatum en waarvan de vertraging te wijten is aan de aannemer, wordt voor de prijsherzieningsberekening een aparte coëfficiënt gebruikt. Deze is het gemiddelde van de coëfficiënten van de volledige maanden van de contractuele termijn.
Een voorbeeld:
- aanvangsdatum: 15 januari
- contractuele einddatum: 7 augustus
- werken voltooid op: 20 oktober
Op het bedrag uitgevoerd na 7 augustus wordt dus een gemiddelde coëfficiënt berekend met de coëfficiënten van de maanden februari tot en met juli. Mocht de ‘normale’ coëfficiënt van de maanden september en oktober lager zijn dan de gemiddelde, dan kan de aanbestedende overheid de ‘normale’ coëfficiënt toepassen omdat de aanbestedende overheid altijd de voor hem voordeligste berekening mag kiezen.
Het is van belang om op de contractuele einddatum vast te stellen of de werken al dan niet volledig voltooid zijn. Als de werken niet voltooid zijn, zal er een staat van reëel uitgevoerde werken opgemaakt worden zodat het bedrag waarop de gemiddelde coëfficiënt eventueel moet berekend worden, kan bepaald worden.
De gemiddelde prijsherzieningscoëfficiënt wordt ook tot op het vijfde decimale cijfer berekend.
Prijsherziening voor uitgestelde werken
Meer info vindt u op de pagina met de bespreking van het formulier VO7 en de pagina Vrijgave van de waarborgen over de oplevering van de VO7.
Verlegging van heffing btw
Wanneer een aannemer facturen met verlegging van heffing voor de realisatie van werken in onroerende staat richt aan een woonmaatschappij of aan Wonen In Vlaanderen, moet die het gefactureerde bedrag (maatstaf van heffing) opsplitsen per btw-tarief.
Voor facturen van werken in onroerende staat waarvoor Wonen In Vlaanderen optreedt als bouwheer (vooral infrastructuurwerken voor sociale woonprojecten van woonmaatschappijen), geldt de volgende regeling:
- voor werken die al in uitvoering waren voor 1 juli 2012 mag verder gefactureerd worden met btw (zoals voor 1 juli 2012)
- voor werken gestart sinds 1 juli 2012 moet gefactureerd worden met verlegging van heffing
Voor facturen van werken in onroerende staat waarvoor een woonmaatschappij optreedt als bouwheer geldt het volgende:
- de SHM dient geen periodieke btw-aangifte in, facturatie blijft net als vroeger met btw
- de SHM dient een periodieke btw-aangifte in, vanaf 1 juli moet gefactureerd worden met verlegging van heffing
De algemene werkwijze voor betalingen van klassieke bouwdossiers kunt u ook toepassen bij gecombineerde dossiers.
Hou wel rekening met onderstaande punten, bij betalingsaanvragen voor gecombineerde dossiers:
- De betalingsaanvragen (eba’s) voor gecombineerde dossiers verlopen apart door de verschillende subsidies en btw’s. U stelt dus twee eba’s op en elke maand worden twee vorderingsstaten opgesteld, elk voor hun aandeel (bouw of infrastructuur).
- De eba’s dient u in onder het verrichtingsnummer van het betreffende aandeel.
- Bij de ‘opmerkingen’ van de eba’s noteert u dat het over een gecombineerd dossier gaat en u voegt het verrichtingsnummer van het andere aandeel bij.
Verrekeningen
Het opmaken van verrekeningen is een administratieve vereiste bij overheidsopdrachten wanneer er een wijziging van de werken plaatsvindt zonder het houden van een nieuwe plaatsingsprocedure. De verrekening maakt u op voor de uitvoering van de werken.
Voor elke wijziging, ongeacht het toepassingsgeval waarop u beroep doet, maakt u een verrekening op. Ook voor wijzigingen die geen prijsconsequentie (= nuloperatie) met zich meebrengen.
Hieronder leest u meer over de praktisch kant van een verrekening opstellen (bestelprocedure, eenheidsprijzen, problemen met de aannemer, etc.), over het afrekenen van vermoedelijke hoeveelheden, en wat niet thuishoort op een verrekening.
De gevallen waarin de aanbestedende overheid de oorspronkelijke opdracht eenzijdig mag wijzigen zonder nieuwe plaatsingsprocedure zijn wettelijk bepaald, waaronder:
- Aanvullende werken, leveringen of diensten (art. 38/1 van het KB Uitvoering) die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke opdracht waren opgenomen, indien de verandering van opdrachtnemer:
- niet mogelijk is om technische of economische redenen; én
- tot aanzienlijk ongemak of een aanzienlijke kostenstijging zou leiden voor de aanbesteder;
De prijsverhoging die het gevolg is van de wijziging mag niet hoger zijn dan 50% van de waarde van de oorspronkelijke opdracht. Bij opeenvolgende wijzigingen geldt de beperking voor de waarde van elke wijziging afzonderlijk (niet cumulatief). Uiteraard mag er niet aan een kunstmatige opsplitsing worden gedaan om onder deze drempel te blijven.
- Onvoorzienbare omstandigheden in hoofde van de aanbesteder (art. 38/2 van het KB Uitvoering), mits aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
- De wijziging is het noodzakelijk gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige aanbesteder niet kon voorzien; én
- De algemene aard van de opdracht wijzigt niet; én
- De prijsverhoging die gepaard gaat met de wijziging ligt niet hoger dan 50% van de waarde van de oorspronkelijke opdracht. Dit drempelbedrag geldt voor de waarde van elke wijziging afzonderlijk (niet-cumulatief).
- Zeer geringe wijzigingen (“de minimis-regel”; art. 38/4 van het KB Uitvoering) zijn steeds mogelijk zonder een nieuwe plaatsingsprocedure wanneer ze de algemene aard van de opdracht niet wijzigen en indien het bedrag van de wijziging lager is dan:
- De toepasselijke Europese drempels; én
- 10% van de waarde van de aanvankelijke opdracht voor leveringen en diensten en 15% van de waarde van de oorspronkelijke opdracht voor werken.
Wanneer opeenvolgende wijzigingen plaatsvinden, moet de waarde beoordeeld worden op basis van de netto-cumulatieve waarde van de opeenvolgende wijzigingen.
Een algemeen principe voor alle wijzigingen (art. 38/5-38/6 van het KB Uitvoering) is dat de wijziging als niet-wezenlijk moet beschouwd kunnen worden. Een wijziging is wezenlijk van zodra aan één van volgende voorwaarden is voldaan:
- Als de wijziging deel had uitgemaakt van de oorspronkelijke plaatsingsprocedure had dit kunnen leiden tot de toelating van andere kandidaten/inschrijvers, of had dit de gunning van de opdracht aan een andere inschrijver mogelijk gemaakt;
- de wijziging verandert het economische evenwicht van de opdracht ten gunste van de opdrachtnemer op een wijze die niet is voorzien in de oorspronkelijke opdracht;
- de wijziging leidt tot een aanzienlijke verruiming van het toepassingsgebied van de opdracht;
- De aanvankelijke opdrachtnemer wordt vervangen: deze vervanging valt niet binnen het toepassingsgebied van art. 38/3 van het KB Uitvoering.
Bij het opstellen van de verrekening houdt u rekening met volgende zaken:
- Bedragen vermeld op een verrekening zijn altijd exclusief btw en exclusief korting.
- Bij elke verrekening hoort een grondige motivatie. De reden van de wijziging(en) voegt u altijd toe.
- Het is de taak van de leidend ambtenaar om de verrekeningen degelijk gemotiveerd voor te leggen.
- Verrekeningen maakt u op per perceel.
Basisprincipes
Iedere wijziging, toevoeging of weglating van werken wordt opgenomen in een verrekening VA2. Dit formulier VA2(opent in nieuw venster) wordt schriftelijk aan de aannemer overgemaakt. Het document moet (onderaan) altijd een opmaakdatum vermelden.
Een VA2 wordt altijd opgemaakt vóór de uitvoering van de werken die het voorwerp uitmaken van de verrekening.
VA2’s worden uitsluitend opgemaakt op basis van de werkelijke hoeveelheden in meer en/of in min, zoals zij voortvloeien uit de noodzakelijk gebleken wijziging(en).
Belangrijk:
- Elk bevel tot wijziging van de opdracht wordt schriftelijk gegeven (artikel 80 § 1).
De bevelen of de vermeldingen duiden de wijzigingen aan die aan de oorspronkelijke opdracht (en aan de plannen) moeten worden aangebracht.
Minder belangrijke wijzigingen mogen ook alleen als vermeldingen in het dagboek worden opgetekend. - De aannemer heeft – als hij er zelf om vraagt – recht op een 10%-vergoeding als het saldo van de wijzigingen aan de opdracht (VA2’s) negatief is (artikel 80 § 5). De vergoeding is forfaitair vastgelegd op een bedrag van 10% van dat negatief saldo (inclusief korting). Dat bedrag wordt opgenomen op het document VO2.
Vandaar het belang van een onderscheid tussen ‘wijzigingen aan de opdracht’ (VA2) en ‘afrekening VH-posten’ (VA1).
VA1’s tellen niet mee voor deze berekening en schadevergoeding.
De aanbestedende overheid moet erover waken dat van de mogelijkheid om de opdracht te wijzigen omzichtig gebruik gemaakt wordt.
Bestelprocedure
De aanbestedende overheid doorloopt volgende stappen om haar latere rechten in geval van betwisting niet in gevaar te brengen:
- Tijdens een vergadering op de bouwplaats, deelt de aanbestedende overheid aan de aannemer mee dat ze het contract wil wijzigen. Ze noteert de opmerkingen van de aannemer en bespreekt de eenheidsprijzen voor nieuwe werken en de weerslag van de wijziging op de algemene planning van de werken van de aannemer (en indien van toepassing: die van andere aannemers).
- De aanbestedende overheid vraagt de leidend ambtenaar het formulier VA2 op te maken, samen met volgende documenten:
- de beschrijving van de voorgestelde wijziging(en)
- de technische rechtvaardiging van de voorgestelde wijziging(en) en de invloed ervan op de kostprijs (offerte(s) aannemer bijvoegen)
- de reden(en) waarom er geen rekening mee kon gehouden worden in het oorspronkelijk ontwerp
- de rechtvaardiging van de (eventuele) vooropgestelde termijnwijziging
- De documenten die de leidend ambtenaar heeft opgemaakt worden door de aanbestedende overheid nagekeken, onderzocht en goedgekeurd.
- De aanbestedende overheid stuurt aangetekend (of tegen ontvangstmelding in het dagboek der werken), vier exemplaren van de VA2 met bijlagen naar de aannemer en verzoekt hem om ze ondertekend terug te bezorgen of zijn bezwaren schriftelijk formuleren.
- De aannemer stuurt de documenten terug. Als hij de documenten VA2 niet heeft ondertekend, moet hij zijn voorbehoud rechtvaardigen op gedetailleerde wijze.
- Als de aannemer de verrekening(en) zonder voorbehoud ondertekent, worden deze door de aanbestedende overheid overgemaakt aan Wonen In Vlaanderen. Als de aannemer de verrekening(en) echter onder voorbehoud ondertekent en dit voorbehoud motiveert, of als de aannemer weigert de verrekeningen te ondertekenen en te kennen geeft dat hij er niet mee instemt, onderzoeken de aanbestedende overheid en de leidend ambtenaar de bezwaren en wijzigen ze indien nodig de verrekening. De aannemer wordt per aangetekend schrijven op de hoogte gebracht van het gevolg dat hieraan werd gegeven (dan wordt de procedure herhaald vanaf punt vier hierboven).
- Zodra de aanbestedende overheid het gunstig advies van Wonen In Vlaanderen ontvangt, stuurt het één exemplaar van de gunstig geadviseerde VA naar de aannemer met een aangetekende brief.
VA’s moeten opgemaakt en verstuurd worden (naar Wonen In Vlaanderen) vóór de voorlopige oplevering plaats vindt. Dit om nodeloze vertraging in de afhandeling van dossiers te vermijden.
Belangrijk:
De aannemer is verplicht de wijziging uit te voeren, zelfs als hij niet akkoord gaat met de verrekening.
Als hij weigert de opdracht uit te voeren, kan de aanbestedende overheid de procedure toepassen voor problemen bij uitvoering.
Toe te passen eenheidsprijzen
De onvoorziene werken die de aannemer uitvoert, de voorziene werken die aan de aanneming worden onttrokken en alle andere wijzigingen, worden berekend tegen de eenheidsprijzen van de offerte of aan de hand van overeen te komen eenheidsprijzen (artikel 80 § 2 en § 3).
Uitzonderingen
- De bijkomende werken overtreffen het drievoudige van de hoeveelheid voorzien in de betreffende post van de opmetingsstaat.
- De prijs van de supplementen die betrekking hebben op de betreffende post overtreffen 10% van het opdrachtbedrag, met een minimum van 2.000 euro.
- De hoeveelheid die wordt onttrokken aan een post van de opmetingsstaat, beloopt meer dan 1/5 van de aanvankelijk aangeduide hoeveelheid.
Bij gebrek aan een akkoord over de nieuwe eenheidsprijzen stelt de aanbestedende overheid ze van ambtswege vast, met behoud van alle rechten van de aannemer. Als er aanleiding is om herziening van eenheidsprijzen te doen, dan moet één van de partijen zijn wil hierover aan de andere partij te kennen geven met een aangetekende brief, en dit binnen een termijn van 30 dagen vanaf de datum waarop de wijzigingsbevelen werden gegeven.
De aannemer is verplicht om de werken zonder onderbreking voort te zetten, ondanks de betwistingen waartoe het vaststellen van nieuwe prijzen aanleiding zou kunnen geven.
Niet onbelangrijk:
Als een nieuwe eenheidsprijs wordt overeengekomen voor een bijkomend werk, wordt de ‘nieuwe’ prijs slechts van toepassing op de hoeveelheid die het drievoudige overtreft.
De nieuwe overeengekomen prijzen worden verondersteld teruggerekend te zijn naar datum opening bieding en zijn zo vatbaar voor prijsherziening.
Overeen te komen eenheidsprijzen voor niet-voorziene werken:
Deze eenheidsprijs moet overeenstemmen met de algemeen gangbare prijs die toegepast werd op het ogenblik dat de basisofferte werd opgemaakt en moet alle mogelijke lasten, kosten, belastingen en heffingen (exclusief btw) omvatten.
Bij gebrek aan vergelijkingselementen mogen de partijen de ‘prijs van de dag’ toepassen op het ogenblik van de beslissing om het contract te wijzigen. Deze ‘prijs van de dag’ wordt vervolgens herleid tot de prijs die bij de aanbesteding zou toegepast worden. Voor de herleiding geldt volgende formule:
- Prijs van de dag / herzieningscoëfficiënt van die dag (zie Prijsherziening).
- Staat de aannemer een korting op zijn offerte toe, dan wordt de herleiding bovendien nog eens vermenigvuldigd met volgende coëfficiënt: 100 / (100 - korting in %).
Korting
Als bij de offerte een korting wordt toegestaan worden de eenheidsprijzen van alle posten verminderd in dezelfde verhouding, dit zowel voor de bestaande eenheidsprijzen uit de offerte als voor de overeengekomen eenheidsprijzen.
Alle prijzen (nieuwe prijzen en prijzen uit de samenvattende opmeting) vermeld op de verrekeningen (VA1 en VA2) zijn exclusief korting. Deze korting wordt pas verrekend bij de eindafrekening.
Ook bij een eventuele toegekende verhoging, door bijvoorbeeld een verstreken verbintenistermijn, worden de eenheidsprijzen exclusief deze verhoging op de verrekening vermeld. Deze verhoging wordt ook verrekend bij de eindafrekening.
De onvoorziene werken die de aannemer uitvoert, de voorziene werken die aan de aanneming worden onttrokken en alle andere wijzigingen, worden berekend tegen de eenheidsprijzen van de offerte of aan de hand van overeen te komen eenheidsprijzen (artikel 80 § 2 en § 3).
Termijnverlenging(en)
Wijzigingen aan de opdracht
In het geval dat er bijkomende werken of wijzigingen aan het voorziene werk zijn, vermeldt de verrekening (artikel 80 § 4):
- ofwel de verlenging van de uitvoeringstermijn, op basis van de verhoging van het bedrag van de opdracht, de aard van de wijzigingen en de bijkomende werken;
- ofwel de vermindering van de uitvoeringstermijn, op basis van de verlaging van het bedrag van de opdracht, de aard van de wijzigingen en de geschrapte werken;
- ofwel de uitsluiting van iedere verlenging van de termijn.
Vakantieperiode
Als de oorspronkelijke uitvoeringstermijn de 80 kalenderdagen niet overschrijdt, dan is de verplichte vakantieperiode niet in deze uitvoeringstermijn inbegrepen, voor zover deze vakantieperiode tijdens de uitvoeringstermijn plaatsvindt.
Als de uitvoeringstermijn van de opdracht is uitgedrukt in kalenderdagen, zijn alle dagen zonder onderscheid in deze termijn gerekend (artikel 76 § 4): zaterdagen, zondagen, wettelijke feestdagen, vakantiedagen en ‘normale’ weerverletdagen.
Uitzonderlijke & abnormale slechte weersomstandigheden
De opdrachtnemer kan wel om verlenging van de uitvoeringstermijn vragen door omstandigheden te doen gelden die hij niet kon voorzien bij het indienen van de offerte of de sluiting van de opdracht. Of die hij niet kon ontwijken en waarvan hij de gevolgen niet kon verhelpen, niettegenstaande hij al het nodige daarvoor heeft gedaan (bv. uitzonderlijk ongunstige en onvoorziene weersomstandigheden tijdens de winter).
Belangrijk: in de vooropgestelde uitvoeringstermijn (zoals vermeld in het 1ste deel van het bijzonder bestek VM/B2013/2017) zit sowieso altijd al een marge voor slechte weersomstandigheden. Dit belet de aanbestedende overheid natuurlijk niet, bij uitzonderlijk abnormale slechte weersomstandigheden tijdens bv. de winter(s), de gegevens van het KMI(opent in nieuw venster) hierover te raadplegen.
Voor bouwplaatsen die plaatselijk hinder ondervonden van uitzonderlijk slechte weersomstandigheden, cf. artikel 56; 38/9, kan een termijnverlenging met de aanbestedende overheid besproken worden.
De eventuele hinder moet geval per geval door de aanbestedende overheid beoordeeld worden. Daarbij houdt u rekening met het feit dat het normale weer verlet al inbegrepen is in de uitvoeringstermijn die uitgedrukt wordt in kalenderdagen (zie Begrippen uit de bestelbrief) en met de ‘normale’ stand van de werken op het ogenblik dat de uitzonderlijk slechte weersomstandigheden konden worden ingeroepen om een termijnverlenging te verantwoorden.
Werkschorsingen - onderbreking van de werken (artikel 66 § 2, 89 en 90; art. 38/12)
De aanbestedende overheid heeft het recht om de werken gedurende een bepaalde periode te laten onderbreken als zij van oordeel is dat die werken niet zonder bezwaar op dat ogenblik kunnen worden verder gezet. De regel is wel: werkschorsingen worden zoveel mogelijk vermeden en alleen toegestaan wanneer het niet anders kan. Een specifieke vorm van onderbreking is in de wetgeving voorzien als het gaat over vondsten bijvoorbeeld van historische waarde tijdens graaf- of sloopwerken.
Schorsingen worden opgenomen in het dagboek der werken met vermelding van de reden en van de naam van degene die het verzoek doet. In alle gevallen is de aannemer verplicht de bouwplaats te vrijwaren van beschadigingen, diefstal,… tijdens de periode van non-activiteit.
Enkel voor gevallen van overmacht die volledig buiten de verantwoordelijkheid van de aannemer vallen kunnen termijnverlenging(en) worden toegestaan.
Een schorsing van de termijn en de daaruit voortvloeiende termijnverlenging(en) wordt dan ook altijd opgenomen in een verrekening VA2.
Wanneer de uitvoeringstermijn wordt onderbroken wordt deze termijn immers verlengd met het aantal kalenderdagen onderbreking.
Bovendien opent zich een specifiek recht voor de aannemer qua betalingen. Vanaf een schorsing van 30 dagen kan hij een betaling krijgen naar rato van de uitgevoerde werken.
De aanbestedende overheid moet er ook rekening mee houden dat de aannemer een eis tot schadevergoeding kan vragen.
Formulier
VA2 2017: wijzigingen aan de opdracht (.xlsm - 105 kB)(opent in nieuw venster)
De afrekening van alle posten in vermoedelijke hoeveelheden (VH) vermeld in het lastenboek of de samenvattende opmetingsstaat, worden opgenomen in een verrekening VA1(opent in nieuw venster). U duidt aan in de titel (rij 8) dat het om een bouwdossier gaat.
De partijen gaan na de voltooiing van het werk over tot een opmeting op tegenspraak om de werkelijke hoeveelheid te bepalen die per artikel werd uitgevoerd. Alles wordt gestaafd door de nodige bewijsstukken.
Wanneer geen akkoord bereikt wordt of zolang de partijen geen akkoord hebben bereikt, stelt de aanbestedende overheid ambtshalve de hoeveelheden vast die ze gerechtvaardigd vindt, met behoud van alle rechten van de opdrachtnemer (artikel 40).
Herziening van eenheidsprijzen
Wanneer de werkelijk uitgevoerde hoeveelheden van een post in VH het drievoudige overtreffen of minder bedragen dan de helft van de vermoedelijke hoeveelheden, kan elk van de partijen de herziening van de oorspronkelijke eenheidsprijzen en uitvoeringstermijnen vragen.
Ook hier geldt:
als een nieuwe eenheidsprijs wordt overeengekomen voor een bijkomend werk, wordt de ‘nieuwe’ prijs slechts van toepassing op de hoeveelheid die het drievoudige overtreft.
De partij die de herziening vraagt, moet de andere partij van haar voornemen om de eenheidsprijzen en/of termijnen te willen herzien op de hoogte brengen. Dit moet ze doen ten laatste 30 dagen na het opstellen van de vorderingsstaat waarin vastgesteld wordt dat de uitgevoerde hoeveelheid het drievoudige of minder dan de helft van de vermoedelijke hoeveelheden bereikt. De kennisgeving gebeurt per aangetekende brief.
In elk geval rechtvaardigt de eisende partij de nieuwe eenheidsprijzen en/of termijnen die uit de nieuwe toestand voortkomen.
Bij gebrek aan een akkoord over de nieuwe eenheidsprijzen stelt de aanbestedende overheid ze van ambtswege vast, met behoud van alle rechten van de aannemer.
Ook hier is de aannemer verplicht om de werken zonder onderbreking voort te zetten, ondanks mogelijke betwistingen waartoe het vaststellen van nieuwe prijzen aanleiding zou kunnen geven.
Formulier
VA1 2017: afrekening werken in vermoedelijke hoeveelheden(opent in nieuw venster)
Verrekeningen worden niet gebruikt om, bij de aanbesteding, niet-gesignaleerde fouten van het dossier recht te zetten (art. 82 van het KB plaatsing van 18 april 2017).
De werken zijn gegund tegen een forfaitaire prijs, waardoor de aannemer zich na de opening biedingen niet kan beroepen op fouten of leemten in de meetstaat.
Hieronder vindt u de voorrangsorde die bepalend is voor de interpretatie in het geval van tegenspraak (art. 80 van het KB plaatsing van 18 april 2017):
- de plannen
- het bestek
- de samenvattende opmeting
Als de plannen tegenspraak vertonen kan de inschrijver zich op de voor hem meest gunstige hypothese steunen, tenzij de ander opdrachtdocumenten daarover uitsluitsel geven.
Waardeverminderingen (materialen of werken die niet aan de voorschriften van de opdracht beantwoorden) worden niet opgenomen in een verrekening maar op het document VO5 (zie de toelichting bij het formulier VO5(opent in nieuw venster)).
Verbruik van elektriciteit, gas, water en dergelijke horen ook niet thuis op een verrekening. Deze moeten onder rubriek V (allerlei onderworpen aan de btw) op het document VO2 van de voorlopige oplevering opgenomen worden (zie de toelichting bij het formulier VO2(opent in nieuw venster)).
Na de voorlopige oplevering wordt geen enkele verrekening voor wijziging, toevoeging of weglating van werken aanvaard, behalve voor uitgestelde werken (zie ook 2de deel van het bijzonder bestek VM/B 2013/2017).
Indien u toch een financiële compromis wenst te sluiten over een bepaalde problematiek, registreert u dit dus niet op een verrekening, maar doet u dit via een dading. Hiervoor kan u gebruik maken van dit modeldocument van een dading (docx - 82 kB).(Word bestand opent in nieuw venster)
De verrekening kan ondertekend worden door de leidend ambtenaar en de aanbestedende overheid (als beide partijen akkoord gaan met de verrekening) en opgestuurd worden naar Wonen In Vlaanderen ter nazicht.
Het is altijd aan te raden een motivatie van de leidend ambtenaar bij te voegen.
De VA kan door Wonen In Vlaanderen gunstig geadviseerd worden.
Er wordt een exemplaar aangetekend naar de aannemer verstuurd.
Om verrekeningen op te stellen voor gecombineerde dossiers volgt u dezelfde werkwijze als bij klassieke bouwdossiers. Hierbij houdt u rekening met de volgende zaken:
- VA1 en VA2’s voor gecombineerde dossiers stelt u voor elk aandeel apart op. Bijvoorbeeld: wanneer u overgaat tot de afrekening van vermoedelijke hoeveelheden, stelt u voor de bouwposten een VA1 op en een aparte VA1 voor de infrastructuurposten.
- Hoewel u dezelfde formulieren gebruikt als bij de klassieke bouwdossiers, duidt u zowel in de titel van het bestand, de titel van het document zelf, en in de hoofding (rij 3 en 4) aan over welk aandeel het gaat.
De infrastructuurwerken (bv. onderhoud) worden vaak besteld onder vermoedelijke hoeveelheden. Wanneer duidelijk is hoeveel de precieze uitgevoerde aantallen zijn, zullen de vermoedelijke hoeveelheden eerst verrekend worden via een VA1, waarna kan overgegaan worden tot de voorlopige oplevering van de onderhoudswerken.
Voor gecombineerde dossiers, deze VA-formulieren:
VA1 2017: afrekening van vermoedelijke hoeveelheden (.xlsm - 121 kB)(opent in nieuw venster)
VA2 2017: wijziging aan de opdracht (.xlsm - 105 kB)(opent in nieuw venster)
Problemen bij uitvoering
De wetgeving overheidsopdrachten voorziet in een reeks maatregelen die een aanbestedende overheid kan nemen tegen een aannemer die in gebreke blijft en dit al vanaf het moment dat de opdracht gesloten is.
Niet elke discussie op een werf in uitvoering moet ‘automatisch’ leiden tot de volgende stappen. Veel problemen bespreekt u door de twistpunten uit te klaren via de opdrachtdocumenten (plannen, lastenboek, ...) en door de conclusies ervan te noteren in het dagboek der werken en de daaraan verbonden werfverslagen.
Definitie van in gebreke blijven (artikel 44 §1)
Voor een ingebrekestelling moet u één of meerdere van de volgende tekortkomingen kunnen vaststellen.
- De aannemer voert de werken niet uit zoals ze in de opdrachtdocumenten voorgeschreven zijn.
- De prestaties vorderen niet tijdig genoeg.
- De aannemer voert de schriftelijke bevelen niet uit.
Stap 1 (artikel 44 § 2)
Voordat de aanbestedende overheid effectief maatregelen kan nemen, moet zij eerst een proces-verbaal opstellen en via een aangetekende brief aan de aannemer bezorgen. Dan pas geldt een ingebrekestelling officieel en kunnen er later eventueel sancties zijn.
U kan zich voor het opmaken van het proces-verbaal baseren op de modeldocumenten van Wonen In Vlaanderen: proces-verbaal van vaststelling van ernstige vertraging(Word bestand opent in nieuw venster) en proces-verbaal van vaststelling van in gebreke blijven(Word bestand opent in nieuw venster)
U duidt in deze aangetekende brief met het proces-verbaal al aan welke sanctie u neemt of u stuurt na 15 dagen nog een nieuwe aangetekende brief met deze straf.
De aannemer heeft vanaf het verzenden van het proces-verbaal 15 dagen om te reageren. Hij kan op 3 manieren reageren:
- Hij brengt de aangehaalde tekortkomingen in orde: dan is het probleem opgelost.
- Hij stuurt op zijn beurt een aangetekende brief waarin hij zijn standpunt uiteenzet.
- Hij reageert niet: wettelijk gezien betekent zijn stilzwijgen dat hij de tekortkomingen erkent.
Stap 2 (artikel 44 § 3)
De wetgeving voorziet 3 soorten sancties als de aanbestedende overheid de argumentatie van de aannemer niet aanvaardt of als de aannemer niet reageert.
- Straffen
- Vertragingsboetes
- Ambtshalve maatregelen
Straffen (artikel 45)
Een straf berekent u per inbreuk éénmalig of per kalenderdag.
- Eenmalig: dan is de straf forfaitair gelijkgesteld aan 0,07% van het opdrachtbedrag. Dit bedrag is gelimiteerd: het mag minimaal 40 euro, maximaal 400 euro bedragen.
- Per kalenderdag: dan is de straf 0,02% van het opdrachtbedrag. Dit bedrag is gelimiteerd: het mag minimaal 20 euro, maximaal 200 euro per dag bedragen.
Deze straf geldt vanaf de derde dag nadat de aangetekende brief met de straf in verzonden is tot de dag dat de situatie is opgelost.
U kan zich voor het opmaken van de aangetekende brief aan de aannemer baseren op de modelbrief van Wonen in Vlaanderen (VMSW)(Word bestand opent in nieuw venster)
Ambtshalve maatregelen (artikel 47)
Er zijn drie soorten ambtshalve maatregelen (artikel 47 § 2). De maatregel die u kiest, hangt af van de specifieke situatie waarin de opdracht zich bevindt.
- Eenzijdige verbreking van de opdracht.
- Uitvoering in eigen beheer.
- Sluiten van opdracht(en) met derde(n).
Deze maatregelen kunt u ook nemen voor voorlopig opgeleverde werken, namelijk in de waarborgperiode voor de definitieve oplevering.
Belangrijk: De ambtshalve maatregelen hebben zeer zware consequenties. De aanbestedende overheid heeft namelijk het recht om het contract eenzijdig op te zeggen. Deze maatregelen bieden wel de enige mogelijkheid om kordaat tekortkomingen te beëindigen en de werken te laten verderzetten.
Tips:
- Ga niet blindelings hiertoe over.
- Laat u voor de procedure begeleiden door een raadsman die in overheidsopdrachten gespecialiseerd is.
Naast deze maatregelen heeft de aanbestedende overheid het recht om een dossier in te dienen bij de erkenningscommissie (artikel 48). Eveneens kan de aanbestedende overheid de aannemer uitsluiten van nieuwe opdrachten gedurende de periode van 3 jaar.
U kan zich voor het opleggen van ambtshalve maatregelen aan de aannemer baseren op de modelbrief van Wonen in Vlaanderen (VMSW)(Word bestand opent in nieuw venster)
Eenzijdige verbreking van de opdracht (artikel 47 § 3 en 87 § 1)
De aanbestedende overheid verwittigt de aannemer via een aangetekende brief dat de opdracht verbroken wordt.
Deze brief vermeldt:
- vanaf welke dag de aannemer de werken moet stilleggen, als hij nog aan het werk is;
- dag en uur waarop de staat van bevinding opgemaakt wordt. De aannemer wordt uitgenodigd om hierop aanwezig te zijn.
De staat van bevinding moet onder andere gedetailleerd vermelden:
- welk volume van de werken uitgevoerd en in orde bevonden is;
- welke werken slecht zijn uitgevoerd;
- (eventueel) lijsten van het materieel en de materialen die zich op de bouwplaats bevinden. De aannemer is verplicht die zo snel mogelijk van de bouwplaats te verwijderen.
Via de staat van bevinding wordt een eindafrekening gemaakt. Als enige forfaitaire schadevergoeding, krijgt de aanbestedende overheid de borgtocht of een gelijk bedrag hieraan, als er nog geen borgtocht gestort zou zijn.
Belangrijk: De aannemer mag op geen enkel moment nog tussenkomen in de verdere uitvoering van de opdracht.
Uitvoering in eigen beheer
‘Uitvoering in eigen beheer’ betekent dat de aanbestedende overheid met eigen personeel de opdracht verder uitvoert. Dit komt zelden voor.
Sluiten van opdrachten met derden (artikel 47 § 3 en § 4 en artikel 87 § 2)
De aanbestedende overheid verwittigt de aannemer via een aangetekende brief dat een opdracht met derde(n) afgesloten zal worden.
Deze brief vermeldt:
- vanaf welke dag de aannemer de werken moet stilleggen, als hij nog aan het werk is;
- dag en uur waarop de staat van bevinding opgemaakt wordt. De aannemer wordt uitgenodigd om hierop aanwezig te zijn.
De staat van bevinding moet onder andere gedetailleerd vermelden:
- welk volume van de werken uitgevoerd en in orde bevonden is;
- welke werken slecht zijn uitgevoerd;
- (eventueel) lijsten van het materieel en de materialen die zich op de bouwplaats bevinden. De aannemer is verplicht die zo snel mogelijk van de bouwplaats te verwijderen. Als de aanbestedende overheid het wil, kan ze het aanwezige materieel en de materialen tegen vergoeding overnemen (dit kan alleen bij deze sanctie).
Welke som is de aannemer verschuldigd?
Via de staat van bevinding en de berekende meerkosten kan de aanbestedende overheid objectief bepalen wat de aannemer in gebreke verschuldigd is.
Welke meerkosten mag u aanrekenen?
- Het positief verschil tussen het opdrachtbedrag van de nieuw gesloten opdracht(en) en het volume van de niet-uitgevoerde werken van de in gebreke gestelde aannemer. Als het verschil negatief zou zijn, is dat in het voordeel van de aanbestedende overheid.
- Maximale vertragingsboete (dit is 5% van het oorspronkelijke opdrachtbedrag).
- De kosten voor het aangaan van een nieuwe gunningsprocedure(s). Dit wordt forfaitair bepaald op 1% van het oorspronkelijke opdrachtbedrag. Het mag maximaal 15.000 euro bedragen.
Welke meerkosten mag u niet aanrekenen?
- Het bedrag van de prijsherziening van de nieuwe opdrachten.
- De verrekeningen bij de nieuwe opdrachten.
De aanbestedende overheid houdt de in gebreke gestelde aannemer op de hoogte van de nieuwe gunningsprocedure. Zo stuurt ze via een aangetekende brief het nieuwe bestek en – op een later tijdstip - de plaats en datum van voorlopige oplevering. De aannemer kan/mag de uitvoering door derden dus verder volgen zonder deze te hinderen.
Modeldocumenten
Een aannemer is pas failliet als een rechtbank van koophandel dat effectief uitgesproken heeft. Die uitspraak wordt gepubliceerd in het Staatsblad waarbij ook de curator wordt vermeld.
Als de aannemer overlijdt, zijn er andere wettelijke maatregelen. Die leest u in artikel 61 en 63 van het KB Uitvoering.
Wat doet de aanbestedende overheid als de aannemer failliet is?
Zodra het faillissement officieel is, zorgt de aanbestedende overheid ervoor dat er geen enkele betaling meer plaatsvindt en contacteert ze de aangestelde curator met de vraag of hij de opdracht zal verderzetten.
- Zet de curator de opdracht verder? Dan belegt u een vergadering om concrete afspraken te maken.
- Zet de curator de opdracht niet verder? Dan kunt u de opdracht verbreken (artikel 62) of ambtshalve maatregelen (artikel 47) nemen. Een combinatie van beide artikels is niet mogelijk.
Belangrijk: een faillissement betekent nooit automatisch dat de aannemer in gebreke is en de opdracht verbroken wordt. De curator treedt immers in plaats van de gefailleerde aannemer op. De curator kan dan beslissen om de werken verder te zetten onder dezelfde voorwaarden.
Een faillissement vormt wel een wettelijke basis voor de aanbestedende overheid om de opdracht te kunnen verbreken (artikel 62).
De curator zet de opdracht niet verder
U kunt de curator vragen de opdracht te verbreken (artikel 62) of ambtshalve maatregelen (artikel 47) te nemen. In beide gevallen volstaat een aangetekende brief, waarin u de curator ook uitnodigt voor de opmaak van de staat van bevinding.
Na de staat van bevinding wordt een overeenkomst over de eindafrekening gemaakt. Ook is er best tegelijkertijd een schriftelijke verklaring van de curator dat de werf vrijgegeven mag worden.
Als u ambtshalve maatregelen neemt, dan zijn de vergoedingen wettelijk bepaald. U leest hierover meer hierboven bij ‘Actiemiddelen van de aanbestedende overheid’. Als de opdracht verbroken wordt, dan worden de werken vereffend in de staat waarin ze zich op dat moment bevinden. Eventueel betaalt de aanbestedende overheid aan de curator de nog verschuldigde som voor de werken die correct en volledig zijn uitgevoerd. Belangrijk: De aanbestedende overheid krijgt dan alleen de borgtocht als forfaitaire schadevergoeding, zonder aanspraak te kunnen maken op enige extra vorm van schadevergoeding.
Opgelet: De sommen die de aanbestedende overheid tegoed zou hebben, worden in de eerste plaats ingehouden op de openstaande facturen, pas daarna op de borgtocht.
Als een nieuwe aannemer aangesteld wordt om de werken verder te zetten, is dit volgens de gunningsprocedures een nieuwe opdracht.
Tip:
Vaak komt een faillissement niet onverwacht, maar is het al merkbaar op de werf: slechte uitvoering, ernstige vertraging, … U stelt dan best al het mechanisme van ambtshalve maatregelen in werking. Dit kan via processen-verbaal van ingebrekestelling. U leest hierover meer hierboven bij ‘Actiemiddelen van de aanbestedende overheid’. U kunt zich dan achteraf bij de curator beroepen op artikel 47 voor het nemen van ambtshalve maatregelen.
Rechtstreekse vordering van onderaannemers
Betaalt een hoofdaannemer zijn onderaannemer niet? Dan kan de onderaannemer een rechtstreekse vordering instellen bij u als bouwheer of aanbestedende overheid. Dit beperkt zich tot wat de bouwheer verschuldigd is voor die aannemingsopdracht. Als bouwheer kan er dus niet meer van u geëist worden dan wat u zelf nog verschuldigd bent aan uw hoofdaannemer. De rechtstreekse vordering verliest dan ook haar effect wanneer u geen enkel bedrag meer verschuldigd bent aan de hoofdaannemer. De rechtstreekse vordering heeft tot gevolg dat de schuldvordering van de hoofdaannemer onbeschikbaar wordt, met andere woorden, u kan niet zomaar uw hoofdaannemer verder betalen. Een opdrachtgever die, na een rechtstreekse vordering van een onderaannemer ontvangen te hebben, toch nog betaalt aan de hoofdaannemer, loopt het risico tweemaal te moeten betalen.
Wanneer u een rechtstreekse vordering ontvangt, zal u aan de hoofdaannemer (of curator) vragen of hij deze rechtstreekse vordering betwist. Indien hij dit doet, kan u het betwiste bedrag storten in de Deposito- en Consignatiekas of, indien de partijen dit verkiezen, het bedrag storten op een geblokkeerde rekening op naam van de hoofdaannemer en de onderaannemer.
Wonen In Vlaanderen heeft modelbrieven die u kunt gebruiken in uw communicatie met de hoofd- en onderaannemer bij een rechtstreekse vordering. U vindt deze modelbrieven in het juridische luik van deze hub.
Een aannemer kan zich ongeveer op drie soorten situaties beroepen om vergoedingen te krijgen:
- tekortkomingen te wijten aan de aanbestedende overheid
- schorsingen door de aanbestedende overheid
- onvoorzienbare omstandigheden
De maatregelen kunnen 3 vormen aannemen (artikel 54; 38/11):
- herziening van de opdracht inclusief termijnverlenging
- schadevergoeding
- verbreking van de opdracht
Schorsing (artikel 55; 38/12)
Een aannemer kan een schadevergoeding eisen als de aanbestedende overheid schorst. Voorwaarde is: de schorsing bedraagt in totaal 5% van de uitvoeringstermijn en minstens 15 dagen. De schorsing brengt niet automatisch een schadevergoeding met zich mee als de aanbestedende overheid oordeelt dat de opdracht niet kan worden verdergezet ten gevolge van omstandigheden waaraan zij vreemd is. De aannemer heeft recht op termijnverlenging gedurende de schorsingsperiode.
Belangrijk: Schadevergoedingen zijn ook niet verschuldigd als de schorsingen het gevolg zijn van ongunstige weersomstandigheden en evenmin als ze plaatsvinden buiten de contractuele termijn. Als de aannemer dus al met vertraging werkt en de werken worden dan voor een periode geschorst, heeft hij geen recht op een schadevergoeding. Uiteraard ook niet als in de opdrachtdocumenten bepaalde schorsingen voorzien zijn.
U leest meer hierboven op de pagina bij verrekeningen > wijzigingen aan de opdracht.
Onvoorziene omstandigheden en nalatigheden te wijten aan de aanbestedende overheid (art. 54 en 56; 38/9 en 38/11))
De aannemer moet de contractuele bepalingen (zoals in de opdrachtdocumenten staan) stipt uitvoeren. In principe mag de aannemer geen enkele wijziging claimen. De uitzonderingen hierop zijn dus ook zeer strikt bepaald.
De aannemer kan zich beroepen op omstandigheden
- die hij niet kan voorzien als hij zijn offerte indiende of als de aanbestedende overheid het contract sloot;
- die hij niet kan ontwijken en waarvan hij de gevolgen niet kan verhelpen, ook al heeft hij al het nodige gedaan.
Een voorbeeld is het faillissement van een onderaannemer.
De aannemer kan eveneens een vergoeding claimen bij feiten die te wijten zijn aan de aanbestedende overheid: nalatigheden, vertragingen waardoor hij vertraging of nadeel lijdt.
Belangrijk: Omgekeerd kan ook de aanbestedende overheid zich beroepen op gelijkaardige situaties om van de aannemer gelijkaardige maatregelen (herziening, schadevergoeding, verbreking) te krijgen (artikel 60).
Wat kan de aannemer eisen bij dergelijke omstandigheden?
De aannemer kan eisen:
- een termijnverlenging (standaard)
- een herziening bij zeer belangrijk nadeel (in geval van onvoorziene omstandigheden)
- een schadevergoeding (in geval van nalatigheden van de aanbestedende overheid)
- een verbreking van de opdracht
Een herziening van de opdracht is bijvoorbeeld: het aanrekenen van extra kosten zoals werfinrichting.
Wat is ‘zeer belangrijk nadeel’? Dit geldt vanaf 2,5% van het opdrachtbedrag of (sowieso) vanaf 100.000 euro (175.000 euro voor opdrachten gepubliceerd nà 30 juni 2017).
De aannemer heeft tijdens de besprekingen over deze herzieningen/schadevergoedingen niet het recht om de uitvoering van de opdracht te vertragen, te onderbreken of in een andere situatie niet te hervatten (artikel 59; art. 38/13).
Tip: In het kader van discussies over de vaststelling in uitvoering van de bij gunning niet-ontdekte fouten in de opdrachtdocumenten, is het aan te raden in wederzijds akkoord een dadingsovereenkomst te sluiten. Dit ten einde een juridische procedure te vermijden.
Indieningstermijnen (artikel 52 en 53 art. 38/14 tot en met 38/17)
De aannemer moet de feiten en omstandigheden die hem nadeel berokkenen zo snel mogelijk schriftelijk indienen.
De aannemer omschrijft de feiten en wat de invloed kan zijn op het verloop van de opdracht en op de kostprijs. De aannemer moet dit doen, ook al zou de aanbestedende overheid de feiten al kennen.
Meldt de aannemer zijn klachten en verzoeken niet tijdig? Dan kunnen ze nietig verklaard worden (straffe van verval) en verliest de aannemer zijn rechten op vergoeding.
Als termijn geldt: binnen de 30 dagen nadat de omstandigheden plaatsvinden of dat ze bij de aannemer bekend zijn.
De uiterste termijn om de becijferde rechtvaardiging van zijn klachten en verzoeken in te dienen, is:
- voor het verstrijken van de contractuele termijn, als de aannemer de termijn wil verlengen of de opdracht wil verbreken;
- 90 dagen na de betekening van het proces-verbaal van voorlopige oplevering, als de aannemer een herziening van de opdracht of een schadevergoeding wil.
Op 18 mei 2022 werd de Overheidsopdrachtenwet van 16 juni 2017 geüpdatete. Hierbij werd een nieuw artikel geïntroduceerd, namelijk art. 87/1, dat het oude artikel 43 van de wet van 15 juni 2006 herneemt. Dit artikel is van toepassing op de overheidsopdrachten die vanaf 9 juni worden bekendgemaakt (of waarvoor een uitnodiging tot het indienen van een aanvraag tot deelneming of een offerte werd verstuurd).
Het nieuwe artikel 87/1 Overheidsopdrachtenwet 2016 bepaalt dat de schuldvorderingen van de opdrachtnemers uit hoofde van de uitvoering van een overheidsopdracht tot aan de voorlopige oplevering niet het voorwerp mogen zijn van beslag, verzet, overdracht of inpandgeving. Er zijn enkele uitzonderingen op dit verbod. Hierover kan je meer lezen in artikel 87/1 van de Wet Overheidsopdrachten.
Wat moet u doen wanneer uw aannemer zijn vorderingen cedeert of verkoopt aan een derde op basis van één van de wettelijke uitzonderingen?
Wonen In Vlaanderen formuleert drie voorstellen om uw rechten maximaal te beschermen:
Een aangetekende brief aan de cessionaris
De cessionaris is diegene die de vordering kocht. In de meeste gevallen zal dit een bank zijn.
Van zodra u geïnformeerd wordt over een cessie- of factoringovereenkomst, schrijft u de cessionaris een aangetekende brief waarin u:
- meedeelt dat uw maatschappij zich alle rechten van verweer voorbehoudt die zij heeft tegenover de hoofdaannemer en dat, ingeval er rechtstreekse vorderingen worden ingesteld, de cessionaris rekening moet houden met de wettelijke voorrang van de onderaannemers;
- uitdrukkelijk wijst op de wettelijke inhoudingsplichten voor de sociale en fiscale schulden die ook gelden voor overgedragen facturen.
Wonen In Vlaanderen maakte twee modelbrieven op, een brief voor de cessionaris(Word bestand opent in nieuw venster) en één voor de aannemer.(Word bestand opent in nieuw venster)
Onderaannemers op de hoogte brengen
Van zodra een onderaannemer een rechtstreekse vordering instelt, brengt u hem best op de hoogte van het bestaan van de factoringovereenkomst tussen de hoofdaannemer en de factoringmaatschappij.
In geval van een gerechtelijke procedure
Op het ogenblik dat de cessionaris een gerechtelijke procedure tegen uw maatschappij opstart, brengt u best alle onderaannemers die een rechtstreekse vordering hebben ingesteld op de hoogte van de gerechtelijke procedure. Zo kunnen zij hun rechten doen gelden (bijvoorbeeld door een vrijwillige tussenkomst in een de gerechtelijke procedure).