Gedaan met laden. U bevindt zich op: Buitenschoolse hulpverlening
Buitenschoolse hulpverlening
Soms hebben leerlingen nood aan extra hulp die de school of het centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) niet bieden.
Wat is het?
Een leerling moet bijvoorbeeld revalideren na een ziekte of ongeval. Of ouders doen een beroep op buitenschoolse hulp als hun kind met een vastgestelde stoornis extra ondersteuning nodig heeft.
De school kan dan toestaan dat ouders buitenschoolse hulpverlening inschakelen tijdens de lestijden en eventueel op school.
Een revalidatiecentrum of een zelfstandige therapeut zoals een logopedist of kinesist verleent die hulp.
Voorwaarden
De school beslist of de begeleiding gebeurt tijdens de lestijden. De school houdt rekening met volgende voorwaarden:
- Totale tijd (de reistijd inbegrepen):
- Maximaal 150 minuten per week. Uitzonderlijk kan het vaker na advies van het CLB, in overleg met de klassenraad en de ouders:
- Voor leerplichtige kleuters: maximaal 200 minuten per week
- Voor leerlingen uit het lager onderwijs: maximaal 250 minuten per week
- Maximaal 250 minuten per week voor leerlingen met een - of .
- Maximaal 150 minuten per week. Uitzonderlijk kan het vaker na advies van het CLB, in overleg met de klassenraad en de ouders:
- Een verklaring van de ouders toont aan waarom de revalidatie tussen de lestijden moet plaatsvinden. Voor revalidatie na ziekte of ongeval is een doktersattest nodig.
- Een advies van het CLB, gemaakt in overleg met de ouders en de klassenraad, legt uit waarom de ondersteuning en de begeleiding die de school kan geven niet volstaat.
- De toestemming van de directie is nodig.
- De school en de hulpverlener werken nauw samen en wisselen informatie uit over de hulp.