Omgevingsvergunning: Ondergrondse installaties (Regenwaterput, brandstoftank, riolering) bij een woning
Voor het aanleggen van ondergrondse installaties zoals regenwaterputten, infiltratievoorzieningen,brandstoftanks, beerputten en riolering heeft u een omgevingsvergunning (de vroegere bouwvergunning) nodig.
Mits aan een aantal voorwaarden voldaan wordt, geldt voor deze ingrepen een vrijstelling van de vergunningsplicht.
Vergunningsplichtig of vrijstelling?
In principe heeft u voor ondergrondse installaties altijd een vergunning nodig. Maar onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht.
Ga na of uw project voldoet aan de voorwaarden voor een vrijstelling.
Als uw project niet aan al deze voorwaarden voldoet, is het vergunningsplichtig. Doorloop dan onderstaande stappen.
Een omgevingsvergunning aanvragen
- Stap 1
Het plaatsen van ondergrondse installaties is vrijgesteld van de medewerking van een architect op voorwaarde dat er geen stabiliteitsprobleem ontstaat.
- Stap 2
De wet voorziet een ‘gewone’ procedure (met openbaar onderzoek) en een ‘vereenvoudigde’ procedure (zonder openbaar onderzoek). De gemeente kan u informeren over
- welke procedure van toepassing is voor uw aanvraag
- tot welke overheid u de aanvraag moet richten (gemeente, provincie of Vlaams gewest).
- een eventuele dossiertaks verbonden aan het indienen van een aanvraag.
- Stap 3
Voor eenvoudige aanvragen kunt u gebruik maken van de ‘snelinvoer’.
Dit kan enkel als aan de drie onderstaande voorwaarden voldaan wordt:
- u deze handeling plant aan of bij een woning.
- u de aanvraag voor deze handeling niet combineert met de aanvraag voor een andere handeling.
- u de aanvraag niet samen met een andere persoon indient.
Anders dient u het dossier in via de gewone invoer.
Wat na de aanvraag
Binnen de dertig dagen na het indienen van de aanvraag krijgt u bericht over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag. U verneemt dan ook of de aanvraag onderworpen moet worden aan een openbaar onderzoek.
U kunt een beslissing verwachten binnen de drie (procedure zonder openbaar onderzoek) tot zes maanden (procedure met openbaar onderzoek). Deze termijnen zijn richtinggevend, niet bindend.