Veelgestelde vragen over toewijzen
Verdeling tussen pijlers
Veelgestelde vragen over de verdeling tussen de pijlers.
U moet 20% van alle toewijzingen versneld toewijzen (pijler 2), volgens de wettelijk bepaalde berekeningswijze. Daarnaast bepaalt u hoeveel woningen u voorbehoudt en met voorrang toewijst aan specifieke doelgroepen (pijler 3). Dit bepaalt u in het toewijzingsreglement, voor een maximum van 1/3e van het patrimonium in een gemeente.
U bepaalt autonoom wanneer u toewijst volgens pijler 4, namelijk de interne mutatie om dwingende redenen (bv. overbewoning) en de bijzondere toewijzingsregels (bv. verhaal dat gegrond is). Deze toewijzingen volgens pijler 4 past u in tussen de versnelde toewijzingen (pijler 2) en eventueel de toewijzingen aan specifieke doelgroepen (pijler 3, als daar niet geopteerd is voor een adressenlijst).
De overige toewijzingen zijn standaardtoewijzingen.
Ja, er kan overlapping zijn tussen de doelgroepen uit pijler 2 en pijler 3. Bij versnelde toewijzingen zijn er vijf doelgroepen afgebakend, de specifieke doelgroepen vult u lokaal via het toewijzingsreglement in.
Dan kunt u kiezen hoe u toewijst, via pijler 2 of 3. Want, bij pijler 2 (versnelde toewijzing) geldt de woonbindingsvoorrang niet, bij pijler 3 (specifieke doelgroepen) wél.
Dit lijkt niet verenigbaar met het vlot toepassen van de toewijzingsregels. In regel zijn alle woningen inzetbaar voor versnelde toewijzingen. En, alleen de ingehuurde woningen voor versnelde toewijzingen inzetten, kan ervoor zorgen dat u de 20% versnelde toewijzingen per jaar niet haalt.
Voor specifieke doelgroepen kunt u wel een afgebakend deel van de woningen inzetten omdat u kunt werken met een adressenlijst per doelgroep.
Ja, dat kan. U kunt hiervoor een tijdsduur bepalen.
Bijvoorbeeld: u heeft een woning voorbehouden voor een specifieke doelgroep (pijler 3). Deze woning wijst u toe aan een dakloze persoon. Na een bepaalde periode (bijvoorbeeld na het doorlopen van een begeleidingstraject) is deze huurder niet meer dakloos of in een precaire woonsituatie. U kunt dan deze woning/dit adres toevoegen aan pijler 1 waardoor u een andere woning/adres onder pijler 3 kunt brengen.
Opgelet: als u met een adressenlijst werkt en u de bijlage bij het toewijzingsreglement wijzigt, is dit een wijziging van het toewijzingsreglement die alle gemeenten uit het werkingsgebied of deelgebied moeten goedkeuren.
Langdurige woonbinding
Veelgestelde vragen over de langdurige woonbinding.
Neen, de strengere langdurige woonbinding uit pijler 1 geldt automatisch ook voor de toewijzingen via pijler 3. Het is niet mogelijk om hiervan af te wijken voor pijler 3-toewijzingen.
Ja, langdurige woonbinding is of de kandidaat ergens vijf jaar onafgebroken woonde of verbleef. Een kandidaat-huurder die dus langere periode in een instelling of voorziening verbleef, heeft zo woonbinding opgebouwd met de gemeente waar deze instelling of voorziening ligt.
Neen, het invoeren van een bepaling ‘woonachtig in de gemeente sinds de geboorte’ is niet langer toegestaan. U moet altijd het aantal jaren verduidelijken dat de kandidaat in de gemeente gewoond moet hebben.
Neen, u kunt ervoor kiezen de langdurige woonbinding in te voeren voor een deelgebied of het hele werkingsgebied van de woonmaatschappij, in plaats van één gemeente. Maar, woonbinding met een deelgemeente mag niet.
Pijler 2: versnelde toewijzingen
Veelgestelde vragen over pijler 2: versnelde toewijzingen.
Neen, het OCMW en CAW staan in de regelgeving ingeschreven: u kan niet bepalen dat een OCMW of een CAW geen kandidaten kan aanmelden.
Ja, het inkomen van een kandidaat-huurder vormt een indicatie voor de woonnood. Deze parameter kunt u dus meenemen om de volgorde van versnelde toewijzingen te bepalen.
De woonmaatschappij kan op maat van de behoeftes van het werkingsgebied de versnelde toewijzing uittekenen. Om de toewijzingsvolgorde te bepalen kan de woonmaatschappij zich inspireren op het vroegere puntensysteem van de sociale verhuurkantoren. Opgelet: het toekennen van punten mag niet strijdig zijn met de afgebakende hoofd- en subdoelgroepen.
Neen, dit is niet verplicht. U kunt de woningen ook chronologisch versneld toewijzen of meer op dossierniveau via één of meerdere kwalitatieve parameters.
Neen, dit mag niet. U kunt wel bijkomend voorrang verlenen aan één of meerdere doelgroepen van de ‘versnelde toewijzing’ (pijler 2). Dit doet u via de voorrangsbepalingen voor specifieke doelgroepen in een toewijzingsreglement.
Dit houdt verband met de basisbegeleidingstaken van de vroegere sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren. Sociale verhuurkantoren boden intensievere huurbegeleiding aan voor (kandidaat-)huurders die daar nood aan hadden. Deze intensievere huurbegeleiding geeft u sowieso (volgens de noden) aan huurders die via versnelde toewijzing instroomden. Dit is zo opgenomen in de regelgeving.
Dan moet de woonmaatschappij het tekort tijdens het daaropvolgende jaar bijtellen. Dit gaat ten koste van het aantal standaardtoewijzingen.
Bijvoorbeeld:
Een woonmaatschappij moet in jaar X een 100-tal toewijzingen doen. Dan moeten 20 van die 100 gebeuren via versnelde toewijzing (pijler 2). Maar, na jaar X heeft de woonmaatschappij maar 10 woningen versneld toegewezen (ondanks voldoende aanmeldingen).
Voor jaar X+1 berekent de woonmaatschappij opnieuw dat er 100 toewijzingen zullen zijn en dus opnieuw 20 versnelde toewijzingen. Bij deze 20 komt het tekort van 10 uit jaar X. In jaar X+ 1 zal de woonmaatschappij dus 70 standaardtoewijzingen (i.p.v. 80) en 30 versnelde toewijzingen (20 + 10) moeten doen.
Ja, dit kan.
Een Lokaal OpvangInitiatief (LOI) is een (tijdelijk) opvanginitiatief. Wie dit moet verlaten, valt onder de doelgroep (dreigend) dak- of thuisloos.
Het OCMW of CAW kan voor deze doelgroep een versnelde toewijzing vragen, eventueel met begeleiding.
Gemeentes kunnen LOI-verlaters ook via pijler 3 (specifieke doelgroepen) een voorrang verlenen. Ook in deze pijler is (dreigend) dak- of thuisloos als doelgroep opgenomen.
Opgelet: Bij pijler 2 (versnelde toewijzing) valt de woonbindingsvoorwaarde weg, bij pijler 3 (specifieke doelgroepen) niet.
Opgelet: deze personen moeten ook aan de inschrijvingsvoorwaarden voldoen (minstens over een vluchtelingenattest of positieve beslissing van het CGVS beschikken of ingeschreven zijn in het vreemdelingenregister van de gemeente).
De kandidaat-huurder kan via het scherm ‘woonsituatie’ via tekst en op te laden documenten zijn situatie uitleggen en bewijzen. De woonmaatschappij moet dan pér kandidaat-huurder nagaan of de kandidaat in aanmerking komt voor een voorrang of niet. Het is dus aan de woonmaatschappij om de pijler te bepalen waaronder de kandidaat valt, niet aan de kandidaat zelf.
Lees meer informatie over de woonsituatie in het centraal inschrijvingsregister. Voor deze webpagina’s heeft u een login nodig.
Als de voorwaarden voor pijler 2 vervuld zijn, is een versnelde toewijzing aan een tijdelijk ontheemde uit Oekraïne mogelijk.
Voor deze doelgroep is eventueel ook een voorrangsregeling via pijler 3 mogelijk maar binnen deze pijler speelt de woonbinding uiteraard wel.
Update: 30/05//2024
Geldt voor een woonmaatschappij (voor eigen en ingehuurde woningen).
Pijler 3: toewijzingen aan doelgroepen
Veelgestelde vragen over pijler 3: toewijzingen aan doelgroepen
Ja, dat kan. U neemt deze doelgroep op in een toewijzingsreglement. Dan geldt inderdaad ook de woonbindingsvoorwaarde. Maar, dit moet geen domiciliëring zijn, ook andere bewijzen – bijvoorbeeld sociaal onderzoek OCMW, referentieadressen, … – zijn aanvaardbaar.
Ja, dit mag. U mag een toewijzingsreglement voor een specifiek project voor een specifieke doelgroep opmaken.
U kunt dan een aantal woningen voorbehouden voor een bepaalde specifieke doelgroep. Opgelet: in de praktijk zullen deze woningen dan mogelijk even leegstaan – u moet dus omzichtig met deze werkwijze omspringen zodat woningen niet langdurig leegstaan.
Voor de specifieke doelgroepen (pijler 3) past u ook de standaardtoewijzingsregels uit pijler 1 toe. Bij een grotere doelgroep kunt u dan de chronologische toewijzing ook behouden als dit de meest praktische werkwijze is. Bij kleinere doelgroepen kan het interessant zijn om bijkomende parameters te gebruiken om de volgorde van toewijzing te bepalen.
Neen, dit moet niet. Dit moest in de vroegere regelgeving niet en dit blijft zo.
Subdoelgroepen zijn dan bijvoorbeeld onder de groep ‘65-plussers’: 70+, ‘zorgbehoevend maar zelfredzaam’, ‘ouderen met een groter risico op zorgbehoefte’, …. Zo’n subdoelgroepen kunt u meenemen in de huidige doelgroepen onder pijler 3. Deze doelgroepomschrijving is ruim bedoeld, waardoor veel nuances hieronder kunnen vallen.
U kunt bijvoorbeeld een cascade vastleggen in het toewijzingsreglement, zolang elke onderverdeling nog steeds beantwoord aan de ‘hoofddoelgroepomschrijving’ in de regelgeving – in dit geval ‘kandidaat-huurders ouder dan 65 jaar’. Zodra u hiervan afwijkt, moet u het toewijzingsreglement en doelgroepenplan voorleggen aan de minister van Wonen.
Elke gemeente moet een wijziging aan het toewijzingsreglement goedkeuren, ook als de wijziging niet geldt voor woningen in die gemeente.
De gemeente keurt de wijziging goed. De gemeente kan dit niet delegeren aan de woonmaatschappij. Elke wijziging aan het toewijzingsreglement moeten de gemeenten uit het werkingsgebied of deelgebied goedkeuren.
Begeleidingsovereenkomst
Veelgestelde vragen over de begeleidingsovereenkomst
Neen. Niet elke kandidaat-huurder die een woning versneld toegewezen krijgt, heeft immers een ondersteuningsnood.
Een begeleidingsovereenkomst heeft als doel huurders te ondersteunen bij het (leren) zelfstandig wonen en het naleven van de verschillende huurdersverplichtingen. Het opleggen van een begeleidingsvoorwaarde is maatwerk en moet gestoeld zijn op de specifieke noden van een huurder. Voor elke kandidaat-huurder moet u nagaan of ondersteuning door een welzijns- of gezondheidsvoorziening zinvol en noodzakelijk is.
Neen. De huurder en de begeleidende dienst nemen de begeleidende maatregelen op in een overeenkomst en tekenen deze. De woonmaatschappij is geen partij in deze begeleidingsovereenkomst.
Neen. Het volstaat dat de begeleidende dienst werkzaam is op de plaats waar de toe te wijzen woning ligt. Meldt een begeleidende dienst een kandidaat-huurder aan, buiten het gebied waar ze begeleiding aanbiedt? Dan zal deze dienst er zelf voor moeten zorgen dat een andere dienst deze begeleiding kan opnemen.
Heeft een aanmeldende dienst onvoldoende capaciteit om een kandidaat-huurder te begeleiden, dan kan deze dienst een andere dienst contacteren om deze begeleiding op zich te nemen. De toewijzingsraad kan een inschatting maken van de begeleidingscapaciteit van de diverse diensten zodat u onderling de nodige afspraken kunt maken. U mag een toewijzing weigeren als een kandidaat-huurder begeleiding nodig heeft, maar er geen begeleidingsovereenkomst tot stand kwam.