Gedaan met laden. U bevindt zich op: Besparingsdoelstellingen voor eigen patrimonium en wagenpark van lokale besturen Klimaatmitigatie

Besparingsdoelstellingen voor eigen patrimonium en wagenpark van lokale besturen

De Vlaamse Regering formuleerde in het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 enkele besparingsdoelstellingen voor de gebouwen, technische infrastructuur en mobiliteit van de lokale besturen. Lees hierover meer op deze webpagina. 

Besparingsdoelstellingen voor lokale besturen

Binnen de energietransitie is de realisatie van energiebesparingen een belangrijke uitdaging. Van overheden wordt verwacht dat ze hierin een voortrekkersrol opnemen. Ook lokale besturen kunnen hier het verschil maken. Daarom formuleerde de Vlaamse Regering in het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2021-2030 enkele besparingsdoelstellingen voor de gebouwen en technische infrastructuur van de lokale besturen. Deze werden aangevuld met een doelstelling voor de eigen mobiliteit. Voor de steden en gemeenten werden deze doelstellingen eveneens verankerd in het Lokaal Energie- en Klimaatpact.

Tot het toepassingsgebied van de doelstellingen behoren naast de steden en gemeenten eveneens de autonome gemeentebedrijven, extern verzelfstandigde agentschappen van gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, politiezones, hulpverleningszones, provincies, autonome provinciebedrijven en extern verzelfstandigde agentschappen van provincies.

De doelstellingen

De doelstellingen voor de gebouwen en technische infrastructuur hebben 2019 als referentiejaar en zijn tweeledig:

  • een jaarlijkse primaire energiebesparing realiseren van 2,09%, vanaf 2023 aangescherpt naar 3%,

  • een CO2-emissiereductie realiseren van 40,3% in 2030, wat overeenstemt met een reductie van 55% ten opzichte van 2015.

Aanvullend aan de doelstellingen voor het eigen patrimonium is er ook een doelstelling voor de CO2-emissiereductie ten gevolge van het brandstofverbruik in het eigen wagenpark van kracht voor de lokale besturen. Deze reductiedoelstelling volgt hetzelfde pad als de CO2-reductiedoelstelling voor de gebouwen en technische infrastructuur.

De doelstellingen moeten gerealiseerd worden in de gebouwen, technische infrastructuur en het wagenpark waarvoor een lokaal bestuur de energiefactuur betaalt.

Meten is weten

Om de voortgang in het bereiken van de doelstellingen voor gebouwen en technische infrastructuur te monitoren, rapporteren de lokale besturen jaarlijks aan Fluvius over de samenstelling van hun eigen patrimonium en hun energieverbruiken. Fluvius berekent vervolgens op basis van data uit meteropnames die corresponderen met het patrimonium van de lokale besturen een ‘benaderend verbruik’ per kalenderjaar. Dit wordt aangevuld met verbruiken van brandstoffen, die niet via het net beleverd worden, waarover lokale besturen rapporteren via E-lyse. Het resultaat hiervan wordt voor elk lokaal bestuur door Fluvius overgemaakt aan het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap (VEKA), dat vervolgens de omzetting naar primaire energieverbruiken en CO2-emissies doet.

Voor de omzetting naar primaire energieverbruiken wordt voor elektriciteit met primaire energiefactor 2,5 gerekend, voor de overige energiestromen met factor 1. De gebruikte ​​​​​emissiefactoren voor de omzetting naar CO2-emissie kunnen geraadpleegd worden op de website van het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap. Voor elektriciteit wordt met een nuluitstoot gerekend. Deze aanpak komt overeen met de monitoring van energieverbruiken en emissies op Vlaams niveau.

Om de voortgang te monitoren van de CO2-emissies ten gevolge van de eigen mobiliteit, rapporteren de lokale besturen over hun brandstofverbruiken aan Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB). VEKA berekent op basis van deze rapportering de CO2-emissies.

Op dit moment handelt de meest recent beschikbare rapportage over de evolutie die gemaakt werd in de periode tussen 2019 en 2022. Om op schema te zitten om de doelstellingen te bereiken, moeten lokale besturen in 2022 ten opzichte van 2019 een primaire energiebesparing van 6,14% en een CO2-emissiereductie van 11,00% gerealiseerd hebben.

Jaar 

Doelstelling primaire energiebesparing t.o.v. 2019 

Doelstelling CO2-reductie t.o.v. 2019 

2019 

0% 

0% 

2020 

2,09% 

3,67% 

2021 

4,14% 

7,33% 

2022

6,14% 

11,00% 

2023 

8,96% 

14,67% 

2024 

11,69% 

18,33% 

2025 

14,34% 

22,00% 

2026 

16,91% 

25,67% 

2027 

19,40% 

29,33% 

2028 

21,82% 

33,00% 

2029 

24,16% 

36,67% 

2030

26,44% 

40,33% 

De resultaten

Volgens de ingediende rapportage door de lokale besturen realiseerden zij in 2022 binnen hun eigen patrimonium op globaal niveau een primaire energiebesparing van 12,33% ten opzichte van 2019. Overheen dezelfde periode daalden de CO2-emissies in het eigen patrimonium met 18,14%. Voor het gebruik van het eigen wagenpark dalen de CO2-emissies met 17,33% in 2022 t.o.v. 2019. De geconsolideerde CO2-emissiereductie voor het eigen patrimonium en het eigen wagenpark bedraagt 18,00% overheen 2019-2022.

Hier vindt u een overzicht van de resultaten die ieder lokaal bestuur in de periode 2019-2022 behaalde(Excel bestand opent in nieuw venster). Elk lokaal bestuur kreeg de kans om de resultaten toe te lichten, deze toelichting werd opgenomen in het overzicht met de resultaten.