Gedaan met laden. U bevindt zich op: Vestiging en invordering Eigen lokale belastingen

Vestiging en invordering

De invordering van eigen lokale belastingen, inclusief eventuele belastingverhogingen of administratieve geldboetes,  gebeurt volgens een aantal vaste regels en stappen, afhankelijk van de inningswijze van de belasting. Lokale besturen vorderen belastingen die niet binnen de normale betalingstermijn worden betaald minnelijk of gedwongen in.​​​​​​

De vestiging en de invordering van eigen lokale belastingen zijn geregeld in het Invorderingsdecreet. Dat is het decreet over de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen van 30 mei 2008. Dat decreet verwijst voor bepaalde aspecten van de vestiging en de invordering naar bepalingen uit:

  • het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB92)
  • het Wetboek van de minnelijke en gedwongen invorderingen van fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen van 13 april 2019 (Invorderingswetboek).

Die bepalingen zijn enkel van toepassing op eigen lokale belastingen als ze:

  • geen afbreuk doen aan de bepalingen van het Invorderingsdecreet zelf
  • niet specifiek de belastingen op de inkomsten betreffen.

Onderscheid kohierbelastingen en contantbelastingen

Lokale besturen innen niet alle eigen lokale belastingen op dezelfde manier:

  • kohierbelastingen: belastingen die op kohier worden gebracht
  • contantbelastingen: belastingen die onmiddellijk worden geïnd tegen afgifte van een betalingsbewijs.

Het onderscheid is onder meer van belang als lokale besturen in een aangifteplicht willen voorzien in een belastingreglement. Alleen een belastingreglement voor een kohierbelasting kan in een verplichting van aangifte voorzien. Het belastingreglement bevat dan de verplichting tot aangifte en de uiterste datum voor de indiening van de aangifte.

Vestiging en invordering kohierbelastingen

  • Stap 1

    Het kohier is een authentieke akte en de wettelijke titel voor de invordering van de belasting. Het college van burgemeester en schepenen, in het geval van een gemeentebelasting, of de deputatie, in geval van een provinciebelasting, stelt de kohieren vast en verklaart ze uitvoerbaar uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het aanslagjaar. Bij het besluit tot uitvoerbaarverklaring wordt als bijlage een opsomming gevoegd van de betreffende kohiernummers.

    Het kohier bevat alle elementen die noodzakelijk zijn om de belastingschuld en de belastingplichtige onbetwistbaar te kunnen identificeren:

    • de naam van de gemeente of provincie die de belasting heeft gevestigd
    • de voornaam en de achternaam of de maatschappelijke benaming en het adres van de belastingplichtige
    • de datum en benaming van het reglement op basis waarvan de belasting is gevestigd
    • het belastbaar feit, de berekening en het bedrag van de belasting, evenals het aanslagjaar waarop de belasting betrekking heeft
    • het nummer van het kohierartikel
    • de datum van uitvoerbaarverklaring van het kohier.

    De rechten die vastgesteld zijn in de kohieren worden boekhoudkundig verbonden aan de ontvangsten van het financieel boekjaar waarin ze uitvoerbaar werden verklaard.

    Het is mogelijk om kohieren digitaal vast te stellen, uitvoerbaar te verklaren en bij te houden op voorwaarde dat:

    • een duurzame bewaring en toegankelijkheid van de akten en documenten wordt gegarandeerd overeenkomstig de regels en principes van de huidige archiverings- en openbaarheidswetgeving
    • de authenticiteit en integriteit van de handtekeningen gewaarborgd wordt. Een gekwalificeerde elektronische handtekening (bijvoorbeeld via eID of Itsme) voldoet aan deze voorwaarde.
  • Stap 2

    De financieel directeur of financieel beheerder zorgt na de vaststelling en de uitvoerbaarverklaring van de kohieren onverwijld voor de verzending van de aanslagbiljetten, zonder kosten voor de belastingplichtige.

    Het aanslagbiljet is het communicatiemiddel tussen het lokaal bestuur en de belastingplichtige. Het moet alle noodzakelijke gegevens bevatten opdat de belastingplichtige kan voldoen aan zijn betaalplicht en gebruik kan maken van zijn bezwaarrecht.

    Het aanslagbiljet verwijst naar het belastingkohier als uitvoerbare titel en bevat:

    • alle elementen vermeld op het kohier: ze geven de reden van de belasting aan ten aanzien van de belastingplichtige
    • alle elementen die nodig zijn om de betalingtermijn van de belasting te doen ingaan:
      • de verzendingsdatum van het aanslagbiljet
      • de uiterste betalingsdatum
      • informatie over het bezwaarrecht: de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kan worden ingediend, de benaming, het adres en de contactgegevens van de instantie die bevoegd is om het bezwaarschrift te ontvangen en de vermelding dat de belastingplichtige of zijn vertegenwoordiger die gehoord wil worden, dat uitdrukkelijk moet vragen in het bezwaarschrift. Als het college van burgemeester en schepenen of de deputatie voorziet in de mogelijkheid om via elektronische weg bezwaar in te dienen, moet het aanslagbiljet de digitale kanalen vermelden die daarvoor kunnen worden gebruikt.
    • de vindplaats van het reglement. Opdat de belastingplichtige effectief, zonder onredelijke hindernissen en zonder twijfel of verwarring kennis kan nemen van het juiste belastingreglement is het aanbevolen om te verwijzen naar:
      • ofwel het concreet belastingreglement op de webpagina of raadpleegomgeving van de gemeente. Hierbij is het belangrijk het linkadres telkens aan te passen wanneer dit gewijzigd zou worden. Het risico bestaat dat het linkadres wijzigt bij wijzigingen aan de webpagina.
      • ofwel het overzicht van belastingreglementen op de website of raadpleegomgeving van de gemeente. Let wel, het is aan de gemeente om te garanderen dat ook in dit geval iedere belastingplichtige zonder onredelijke hindernissen of twijfel het juiste belastingreglement kan raadplegen.

    Verzending van aanslagbiljetten via elektronische weg

    Lokale besturen kunnen hun aanslagbiljetten via elektronische weg aanbieden aan belastingplichtigen die dat wensen met toepassing van het Bestuursdecreet van 7 december 2018. Hierbij gelden volgende voorwaarden:

    • De gemeente of de provincie licht de belastingplichtige vooraf in over de elektronische procedure: procedurestappen, elektronische technieken en rechtsgevolgen van de elektronische uitwisseling.
    • Een natuurlijke persoon, niet in zijn hoedanigheid van ondernemer, moet verplicht vooraf uitdrukkelijk instemmen met de verzending van zijn aanslagbiljetten via elektronische weg vb. via registratie. Die instemming is nodig omdat niet bij voorbaat verondersteld kan worden dat elke natuurlijke persoon over de nodige hardware en/of software, een elektronisch adres en de benodigde kennis beschikt om elektronische berichten te ontvangen en/of te versturen. De uitdrukkelijke instemming van een natuurlijke persoon, doet veronderstellen dat het bestuur voor die persoon beschikt over betrouwbare elektronische contactgegevens.
    • Een natuurlijke persoon, niet in zijn hoedanigheid van ondernemer, behoudt te allen tijde de mogelijkheid tot het intrekken van zijn instemming voor de elektronische uitwisseling van fiscale berichten. Het lokaal bestuur werkt hiervoor een procedure uit.
    • De gemeente of de provincie garandeert voor de elektronische communicatie een voldoende graad van informatieveiligheid en onweerlegbaarheid, gelijkwaardig aan die voor de uitwisseling van informatie op analoge dragers. Het bestuur maakt bekend welke maatregelen het daartoe treft.

    Als het aanslagbiljet verzonden werd via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als de datum van verzending. Als het bestuur en de belastingplichtige hetzelfde informatiesysteem gebruiken om berichten elektronisch uit te wisselen, wordt het aanslagbiljet geacht ontvangen te zijn op het tijdstip waarop het aanslagbiljet toegankelijk wordt voor de belastingplichtige.

    De instemming van een belastingplichtige met de verzending van het aanslagbiljet via elektronische weg, heeft tot gevolg dat fiscale berichten in de toekomst exclusief via die elektronische weg uitgewisseld kunnen worden. Dit geldt zowel voor de verdere afhandeling van de heffing in kwestie als voor alle andere toekomstige belastingaanslagen en correspondentie daaromtrent. Een belastingplichtige kan zijn instemming te allen tijde intrekken. Het lokaal bestuur werkt daarvoor een procedure uit.

  • Stap 3

    Een belastingplichtige moet een kohierbelasting betalen binnen de 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet. Daarna onderneemt de financieel directeur of financieel beheerder stappen om de openstaande schuld gedwongen in te vorderen.

    Wie niet akkoord gaat met zijn aanslag, kan weigeren om de belastingschuld te betalen. De gemeente of provincie kan een belastingschuld niet gedwongen invorderen als een belastingschuldige een bezwaar heeft ingediend bezwaar of – in een volgende fase – beroep heeft aangetekend tegen de aanslag.

    Er zijn een aantal nuanceringen:

    • Aangiftebelastingen vallen buiten die regel. De gemeente of provincie kan de schuld altijd invorderen voor het bedrag dat overeenkomt met de aangifte of, wanneer de belasting bij niet-aangifte ambtshalve gevestigd werd, tot hooguit het bedrag van de laatste definitief gevestigde aanslag ten laste van de schuldenaar.
    • (Nog) niet betalen, betekent niet dat de belastingschuldige op termijn onderuit zal kunnen aan zijn schuld. Het bestuur kan zich verzekeren van de betaling van de schuld met bijvoorbeeld een bewarend beslag.
    • De uitoefening van het bezwaar of het beroep schort de betaaltermijn niet op. De uiterste termijn voor betaling van de schuldvordering blijft overeind. Als die betaaltermijn overschreden is, gaan nalatigheidsinteresten lopen op (het niet-betaalde deel van) de openstaande schuld. De aanrekening van nalatigheidsinteresten wordt alleen beperkt als de gemeente of de provincie zich niet binnen 6 maanden uitspreekt over het bezwaar. Na die termijn wordt nog slechts nalatigheidsinterest berekend op het nog niet-betaalde restant van de hoofdsom.

    De belastingschuldige is niet verplicht om de volledige aanslag te betalen. Het is wel aangeraden om dit te doen, zelfs bij een betwisting, om nalatigheidsinteresten te vermijden. Als achteraf blijkt dat de belasting inderdaad niet verschuldigd was, heeft de belastingschuldige recht op terugbetaling vermeerderd met moratoriuminteresten.

  • Stap 4

    Belastingplichtigen betalen lokale schuldvorderingen niet altijd binnen de vervaltermijn. De financieel directeur of financieel beheerder moet de achterstallige schuldvorderingen invorderen vanuit zijn zorg en verantwoordelijkheid voor het debiteurenbeheer. Dat geldt voor fiscale en niet-fiscale schuldvorderingen.

    De financieel directeur of financieel beheerder stuurt ten vroegste 10 dagen vanaf de 1ste dag van het verstrijken van de betaaltermijn van 2 maanden een gewone herinneringsbrief naar de belastingplichtige. De kost voor deze eerste aanmaning tot betaling met een gewone zending wordt niet aangerekend aan de belastingplichtige. De verzendingskosten voor de aanmaningen tot betaling die volgen op de eerste aanmaning kunnen wel ten laste van de belastingplichtige worden gelegd.

    Als de fiscale schuldvordering dreigt te verjaren kan het nodig zijn om de verjaring te stuiten. Een gewone herinneringsbrief volstaat hiervoor niet. Die is vereist om in een latere fase te kunnen overgaan tot maatregelen van tenuitvoerlegging, maar werkt op zichzelf niet verjaringsstuitend. Als het lokaal bestuur nog niet overgegaan is tot maatregelen van tenuitvoerlegging, kan de financieel directeur of financieel beheerder de schuldvordering stuiten met een betalingsaanmaning per aangetekende brief.

    Het lokaal bestuur kan de kost voor die aangetekende betalingsaanmaning verhalen op de schuldenaar. De kost voor de aangetekende aanmaning is een bijbehoren van de verschuldigde belasting en wordt als dusdanig samen met de belasting ingevorderd. Het gaat niet om een afzonderlijke retributie.

  • Stap 5

    Belastingplichtigen die geen gevolg geven aan de aanmaning tot betaling, worden tot betaling gedwongen via een bevel tot betaling (vroeger “fiscaal dwangbevel” genoemd). Dat kan alleen maar als de belastingplichtige eerder met een gewone herinneringsbrief is aangemaand tot betaling van zijn openstaande schuld.

Vestiging en invordering aangifteplichtige kohierbelastingen

Een kohierbelasting waarbij het lokaal bestuur heeft voorzien in een aangifteplicht wordt in principe op dezelfde wijze gevestigd als andere kohierbelastingen. Het belastingreglement bevat naast de verplichting tot aangifte ook de uiterste datum voor de indiening van de aangifte. Het college van burgemeester en schepenen, in geval van een gemeentebelasting, of de deputatie, in geval van een provinciebelasting, kan een voorstel van aangifte voorleggen aan de belastingplichtige, op basis van de gegevens uit eerdere aangiftes. Als de belastingplichtige geen opmerkingen bij het voorstel indient voor de aangiftedatum is verstreken, geldt het voorstel als een regelmatige aangifte.

Het lokaal bestuur kan, met toepassing van het Bestuursdecreet van 7 december 2018, de mogelijkheid aanbieden om via elektronische weg belastingaangiften in te dienen. Als de aangifte verzonden wordt via elektronische weg, geldt de datum van de elektronische verzending als datum van indiening van de aangifte.

Als de belastingplichtige de aangifte niet, laattijdig of niet correct indient, kan het lokaal bestuur overgaan tot de ambtshalve vestiging van de belasting.

Het lokaal bestuur kan de ambtshalve vestiging koppelen aan een belastingverhoging.

Inning contantbelastingen

Lokale besturen innen contantbelastingen zonder uitstel tegen afgifte van een betalingsbewijs. Het is aangewezen om ook voor een contantbelasting schriftelijk mee te delen binnen welke termijn en bij welke instantie bezwaar kan worden ingediend, inclusief de mogelijkheid voor de betrokkene om zijn hoorrecht uit te oefenen.

Als het lokaal bestuur de contantbelasting niet zonder uitstel kan innen, wordt de belasting een kohierbelasting. Ze wordt dan opgenomen in een kohier en krijgt vanaf dan alle kenmerken van een kohierbelasting, inclusief een betalingstermijn van 2 maanden en een bezwaartermijn van 3 maanden.

Vestiging en invordering administratieve geldboete

Lokale besturen kunnen belastingplichtigen bestraffen met een administratieve geldboete bij overtredingen van:

  • de bepalingen van het Invorderingsdecreet
  • de individuele belastingreglementen

De administratieve geldboete moet opgenomen zijn in het reglement en mag voor het jaar 2024 niet meer dan 500 euro bedragen. Dit maximumbedrag wordt elk jaar op 1 januari automatisch aangepast op basis van de evolutie van de consumptieprijsindex van de maand november van het voorgaande jaar ten opzichte van de consumptieprijsindex van de maand november van het jaar 2023.

De weigering om mee te werken aan een fiscale controle of de weigering om boeken of bescheiden voor te leggen, zijn voor de hand liggende voorbeelden van overtredingen. Voor een inbreuk op de aangifteplicht kan het lokaal bestuur enkel een belastingverhoging opleggen en geen administratieve geldboete.

De bevoegde overheid of het personeelslid dat daarvoor is aangesteld, deelt aan de belastingplichtige mee dat een administratieve geldboete opgelegd wordt en vermeldt daarbij:

  • de feiten die de overtreding opleveren
  • de verwijzing naar de toegepaste bepalingen in het decreet of het belastingreglement
  • de argumenten die gediend hebben om het bedrag van de boete vast te stellen.

Elke persoon die gehouden is tot betaling van de administratieve geldboete kan bij de bevoegde overheid een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot kwijtschelding of vermindering van de administratieve geldboete indienen. De bevoegde overheid beslist over het verzoek tot vrijstelling of vermindering van de administratieve geldboete wanneer deze niet meer onderhevig is aan het bezwaar of enig rechterlijk beroep. De bevoegde overheid kan de administratieve geldboete kwijtschelden of verminderen als persoonlijke en feitelijke omstandigheden eigen aan het geval dat redelijk verantwoorden en de belastingplichtige blijk geeft van goede trouw.

Het bedrag van de administratieve geldboete wordt gelijktijdig en samen met de belasting ingekohierd en ingevorderd.

Nalatigheidsinteresten

Als een belastingplichtige een ingekohierde belastingschuld niet binnen 2 maanden na de verzending van het aanslagbiljet betaalt, gaan automatisch nalatigheidsinteresten lopen vanaf de 1ste dag van de eerstvolgende maand.

De nalatigheidsinterest wordt per kalendermaand berekend op de nog verschuldigde som. Als de belastingschuld gedeeltelijk wordt betaald, loopt de interest op het restbedrag.

Verjaring

Lokale belastingen, evenals de verhogingen en administratieve geldboetes met betrekking tot deze belastingen, verjaren 5 jaar na de uitvoerbaarverklaring van het kohier waarin ze zijn opgenomen.

Voorrechten en hypotheken

Lokale fiscale schuldvorderingen worden gewaarborgd door een algemeen voorrecht en een wettelijke hypotheek zoals bepaald in het Invorderingswetboek. Daaruit vloeien bovendien bepaalde verplichtingen en aansprakelijkheden voort voor sommige ministeriële officieren, openbare ambtenaren en andere personen. Zo hebben notarissen bij de vervreemding of hypotheekstelling van onroerende goederen een fiscale meldingsplicht zowel ten aanzien van de financieel directeur en financieel beheerder van de plaats waar de eerste eigenaar of de houder van het zakelijk recht gedomicilieerd is of zijn hoofdinrichting heeft, als ten aanzien van de financieel directeur en financieel beheerder van de plaats waar het onroerend goed ligt.

Controle- en onderzoeksmogelijkheden

Inzake gemeentebelastingen kan het college van burgemeester en schepenen controle- en onderzoeksbevoegdheden in verband met de toepassing van het belastingreglement verlenen aan personeel van de gemeente of personeel van het OCMW dat met toepassing van artikel 196, §2 DLB prestaties verricht voor de gemeente. Analoog kan de deputatie inzake provinciebelastingen controle- en onderzoeksbevoegdheden verlenen aan personeel van de provincie.

De betrokken personeelsleden worden uitdrukkelijk gemachtigd en beschikken over een afgebakend pakket aan controle- en onderzoeksbevoegdheden, die ze ook slechts mogen aanwenden voor het doel waarvoor ze verleend zijn. Alleen de financieel directeur of financieel beheerder komt niet in aanmerking om de bijzondere controles en onderzoeken uit te voeren.

De controle- en onderzoeksbevoegdheden van de aangestelde personeelsleden zijn niet alleen tegenstelbaar aan de belastingplichtige zelf, maar ook aan derden die de gewenste informatie kunnen verschaffen, en zich zelfs uitstrekken buiten het eigen lokale grondgebied. Tot de bevoegdheden van de aangestelde personeelsleden behoren onder meer:

  • de controle en het onderzoek van boeken en bescheiden
  • een toegangsrecht tot al dan niet bebouwde onroerende goederen die een belastbaar element kunnen vormen of bevatten of waar een belastbare activiteit wordt uitgeoefend
  • een beperkt toegangsrecht tot particuliere woningen of bewoonde lokalen. Dit kan alleen tussen 5 uur ’s morgens en 9 uur ’s avonds, en enkel na machtiging van de politierechter, tenzij vrije toegang tot de woning of de lokalen wordt verleend.

De gemeenteraad kan de functie van gemeenschapswacht-vaststeller in het leven roepen en de bevoegdheid verlenen om vaststellingen te doen die aanleiding geven tot het vestigen van een belasting. De fiscale onderzoeksbevoegdheid van een gemeenschapswacht-vaststeller beperkt zich tot vaststellingen van onmiddellijk waarneembare toestanden van goederen op de openbare weg en op het openbaar domein. Afhankelijk van de lokale reglementering kan het bijvoorbeeld gaan over vaststellingen in het kader van betalend parkeren, inname van de openbare weg, de inrichting van horeca-terrassen, de plaatsing van marktkramen, enzovoort.

Het proces-verbaal dat de aangestelde personeelsleden en gemeenschapswacht-vaststellers opmaken, heeft bewijskracht tot bewijs van het tegendeel. Beiden kunnen daarmee een bevoorrechte getuigenis leveren die de rechter niet naast zich kan neerleggen, tenzij de belastingplichtige anders aantoont.