Gedaan met laden. U bevindt zich op: Genderbewust taalgebruik in regelgevende teksten Genderbewust taalgebruik

Genderbewust taalgebruik in regelgevende teksten

In regelgevende teksten verwijs je vaak naar categorieën van personen, bijvoorbeeld personeelslid, student, aanvrager. Op deze pagina vind je een aantal strategieën om ervoor te zorgen dat alle genders zich kunnen herkennen in de formulering.

Traditioneel wordt in regelgevende teksten de mannelijke vorm gebruikt om te verwijzen naar alle personen, ongeacht hun gender, bijvoorbeeld Een leerling kan worden geweigerd als hij zijn inschrijfgeld niet heeft betaald. Het nadeel van de mannelijke vorm is dat die als exclusief mannelijk geïnterpreteerd kan worden. Om een mannelijke interpretatie zo veel mogelijk te voorkomen, kun je de volgende strategieën toepassen:

  • Gebruik bij voorkeur genderoverkoepelende persoonsnamen.

    Om naar een categorie van personen te verwijzen, gebruik je bij voorkeur genderoverkoepelende persoonsnamen, bijvoorbeeld leerkracht, personeelslid, leidinggevende. Als er geen genderoverkoepelende benaming bestaat, kun je proberen om een nieuwe benaming te vormen.

    Soms kun je niet anders dan toch de grammaticaal mannelijke benaming te gebruiken, bijvoorbeeld minister, arts, leerling. Pas in dat geval een van de onderstaande strategieën toe om een mannelijke interpretatie zo veel mogelijk te voorkomen.

  • Gebruik bij voorkeur meervoudsvormen.

    Mannelijke persoonsnamen worden doorgaans als neutraler ervaren als ze in het meervoud staan. Bovendien verwijzen de meervoudige voornaamwoorden ze, hen en hun naar alle genders.

    Bijvoorbeeld:

    • Leerlingen kunnen worden geweigerd als ze hun inschrijfgeld niet hebben betaald.
    • De personeelsleden oefenen hun ambt op een loyale en correcte wijze uit.
  • Vermijd mannelijke voornaamwoorden.

    In sommige gevallen is de meervoudsvorm niet mogelijk, bijvoorbeeld omdat er maar één persoon is van de genoemde categorie, bijvoorbeeld minister, voorzitter, leidend ambtenaar. Probeer dan de voornaamwoorden hij/hem/zijn om naar zulke persoonsnamen te verwijzen zo veel mogelijk te vermijden door een of meer van de volgende strategieën toe te passen:

    strategie

    voorbeeld

    Gebruik een lidwoord in plaats van een voornaamwoord.

    De minister neemt zijn beslissing binnen twintig dagen nadat de commissie advies heeft gegeven.

    → De minister neemt een beslissing binnen twintig dagen nadat de commissie advies heeft gegeven.

    Trek zinnen samen zodat er geen voornaamwoord nodig is. Zorg er wel voor dat de zin niet te lang wordt.

    De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen met een beperking, is belast met de uitvoering van dit besluit. Hij bepaalt de periodes, vermeld in artikel 6.

    → De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen met een beperking, is belast met de uitvoering van dit besluit en bepaalt de periodes, vermeld in artikel 6.

    Herhaal het zelfstandig naamwoord.

    Uiterlijk op 30 juni van het jaar waarin het jaarverslag is ingediend, brengt de leidend ambtenaar van het agentschap het centrum op de hoogte van de goedkeuring van het jaarverslag of bezorgt hij opmerkingen over het jaarverslag.

    → Uiterlijk op 30 juni van het jaar waarin het jaarverslag is ingediend, brengt de leidend ambtenaar van het agentschap het centrum op de hoogte van de goedkeuring van het jaarverslag of bezorgt de leidend ambtenaar opmerkingen over het jaarverslag.

    Gebruik een van-bepaling in plaats van een bezittelijk voornaamwoord.

    De voorzitter of zijn plaatsvervanger leidt en coördineert de activiteiten van de commissie.

    → De voorzitter of de plaatsvervanger van de voorzitter leidt en coördineert de activiteiten van de commissie.

    Gebruik het aanwijzend voornaamwoord die.

    De minister kan, als hij dat nodig acht, het advies inwinnen van de Nationale Arbeidsraad.

    → De minister kan, als die dat nodig acht, het advies inwinnen van de Nationale Arbeidsraad.

    Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord die in zinnen die een voorwaarde uitdrukken.

    De kandidaat scoort voldoende als hij 6 van de 12 punten heeft behaald.

    De kandidaat die 6 van de 12 punten heeft behaald, scoort voldoende.