In het Nederlands nemen we de laatste decennia veel woorden uit het Engels over. Op zich is daar niets mis mee. We nemen nu eenmaal gemakkelijk woorden over uit andere talen als die handig in het gebruik zijn of als we daarmee iets kunnen uitdrukken waarvoor in het Nederlands (nog) geen tegenhanger bestaat. Maar het moet wel heerlijk helder blijven natuurlijk. Enkele tips.
Wanneer kun je beter geen Engelse woorden gebruiken?
Engelse woorden hebben als belangrijkste nadeel dat de precieze betekenis ervan niet altijd duidelijk is voor je lezer of toehoorder. Niet iedereen heeft een even goede kennis van het Engels. Denk dus niet te snel dat een Engels woord wel begrepen zal worden.
Engelse woorden kunnen bovendien irritatie opwekken. Veel mensen ervaren een veelvuldig gebruik van Engelse woorden als een uiting van slordigheid, luiheid of gewichtigdoenerij. Je kunt er dus maar beter zuinig mee omspringen.
In de volgende gevallen zijn Engelse woorden af te raden:
Er bestaat een algemeen ingeburgerd Nederlands alternatief met dezelfde betekenis en gevoelswaarde. Voorbeelden zijn meeting (vergadering), policy (politiek, beleid, aanpak) en skills (vaardigheden).
Je doelgroep is er mogelijk niet mee vertrouwd. Engelse leenwoorden zijn vaak vaktermen die alleen bekend zijn in een bepaalde sector, bijvoorbeeld het bedrijfsleven. Als je communiceert met een breed publiek, kun je die termen beter vermijden. Voorbeelden zijn stakeholders (belanghebbenden), taskforce (werkgroep, projectgroep), outsourcen (uitbesteden) en governance (bestuur). Als er geen goed Nederlands alternatief voorhanden is, kun je Engelse vaktermen kort toelichten.
Wanneer kun je wel Engelse woorden gebruiken?
Je hoeft zeker niet alle Engelse woorden uit je taalgebruik te bannen. Dat is trouwens heel moeilijk: sommige Engelse woorden komen al zo lang voor in onze taal dat we er niet meer bij stilstaan dat ze een vreemde herkomst hebben. Denk maar aan woorden als baby, hamburger, lunch, video of weekend.
Er zijn verschillende goede redenen om Engelse woorden te gebruiken:
- Er bestaat geen goed Nederlands alternatief. Woorden als timing of privacy bijvoorbeeld zijn heel moeilijk te vertalen.
Er is een Nederlands alternatief, maar dat is niet algemeen ingeburgerd. Voorbeelden zijn computer, website en e-mail. Voor die woorden zijn verschillende vertalingen bedacht, zoals rekenaar, webstek en e-post of netpost, maar die hebben nooit algemeen ingang gevonden.
Er is een Nederlands alternatief, maar er is een verschil in betekenis, gebruik of gevoelswaarde tussen het Engelse en het Nederlandse woord. Het Engelse woord tool is bijvoorbeeld gebruikelijk als het gaat om technologie, terwijl de Nederlandse woorden werktuig en gereedschap gebruikelijk zijn als het gaat om bijvoorbeeld landbouw of automechanica.
- Je communiceert met vakgenoten. Engelse woorden die algemeen gebruikelijk zijn binnen je vakgebied zijn dan heel handig, omdat iedereen meteen weet waarover het gaat. ICT’ers kunnen het onderling bijvoorbeeld zonder problemen hebben over een bug, een scrum en de backend.
Je communiceert met anderstaligen. Leenwoorden die in veel vreemde talen voorkomen, zijn voor anderstaligen vaak duidelijker dan het Nederlandse woord. Kies bijvoorbeeld voor infectie in plaats van besmetting, informatie in plaats van inlichtingen of telefoneren in plaats van bellen.