Veel gestelde vragen over tucht en schorsing in het belang van de dienst
Interpretaties bij het Vlaams Personeelsstatuut
Uit de praktijk blijkt immers dat dit onderscheid soms problemen oplevert. Zo werd bijvoorbeeld bij de behandeling van beroepen door de eerste kamer en tweede kamer van de raad van beroep reeds herhaaldelijk vastgesteld dat het voor de bevoegde instanties niet steeds duidelijk is wanneer zij dienen op te treden via een tuchtsanctie en wanneer via een negatieve evaluatie.
- Tuchtsanctie
In deel VIII van het VPS m.b.t. de tuchtregeling wordt een limitatieve opsomming gegeven in welke gevallen een tuchtstraf kan worden opgelegd. Krachtens artikel VIII 1 kan de ambtenaar worden onderworpen aan een tuchtprocedure:
1° bij tekortkoming aan zijn plichten (inclusief cumulatieregeling) bepaald in deel II;
2° na strafrechtelijke veroordeling.
1° tekortkoming aan de plichten
In deel II van het VPS wordt een opsomming gegeven van de verschillende plichten van de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid. Zo heeft het personeelslid onder meer de plicht:
- zijn ambt op loyale en correcte wijze uit te oefenen onder het gezag van zijn lijnmanager of functionele chef;
- zijn medewerking te verlenen aan beleidsvoorbereidend werk en actief deel te nemen aan teamwerk;
- zijn ambt te vervullen met welwillendheid en respect voor de persoonlijke waardigheid en zonder enige discriminatie tegenover de gebruikers van zijn dienst;
- geen giften, beloningen of enig voordeel te vragen, te eisen, of aan te nemen.
Deze plichten worden verder verduidelijkt in de deontologische code voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse administratie (Omzendbrief BZ 2011/6 van 6 juli 2011).
Ook uit het charter van het voormalige ministerie van de Vlaamse Gemeenschap kunnen een aantal plichten voor de personeelsleden gedistilleerd worden zoals klantvriendelijkheid, loyauteit, zin voor initiatief en verantwoordelijkheid, inzet en objectiviteit.
Inbreuk op één van deze plichten wordt bestraft in verhouding tot de feiten. Het gaat hier om inbreuken op de plichten zowel op professioneel vlak als op privé-gedrag met invloed op het ambt. Zo kunnen bijvoorbeeld negatieve uitlatingen van een ambtenaar in de privé-sfeer over zijn dienst het vertrouwen van het publiek in deze dienst aantasten.
2° inbreuk op de bepalingen van art. II 12 VPS inzake de cumulatieregeling
Het personeelslid mag tijdens de diensturen geen beroepsactiviteiten cumuleren tenzij het beroepsactiviteiten betreft die inherent zijn aan de functie.
De uitoefening van activiteiten buiten de diensturen kan enkel getoetst worden aan de deontologische regels inzake onverenigbaarheden, onverminderd andere reglementaire bepalingen.
Naast de strafrechtelijke procedure kan tegen de ambtenaar die een misdrijf heeft gepleegd eveneens een tuchtrechtelijke procedure gestart worden. Een strafrechtelijke veroordeling kan aanleiding geven tot een tuchtstraf indien het om feiten gaat die verband houden met de uitoefening van het ambt.
Bijvoorbeeld: een ambtenaar die wordt vervolgd omdat hij geld verduisterd heeft ten nadele van zijn werkgever.
- Negatieve evaluatie
Overeenkomstig artikel IV 1, §1 wordt tijdens de evaluatie van het functioneren en de beroepsbekwaamheid van de geëvalueerde met betrekking tot deze prestaties en de wijze waarop ze geleverd werden getoetst.
De persoonlijke nota’s die deel uitmaken van het evaluatiedossier handelen in principe over de behaalde resultaten en/of het functioneren van de ambtenaar. Zij kunnen echter ook handelen over gebeurtenissen of gedragingen buiten de dienst die de ambtsuitoefening kunnen beïnvloeden of in het gedrang brengen.
De evaluatoren dienen evenwel voorzichtig te zijn bij het verwijzen naar gebeurtenissen of gedragingen in de privé-sfeer in het evaluatieverslag.
Bijvoorbeeld:
- een veroordeling wegens dronkenschap van een goed presterend ambtenaar die geen chauffeur is, heeft geen invloed op het functioneren van de ambtenaar;
- privé-moeilijkheden kunnen een tijdelijk verzachtende omstandigheid uitmaken voor het minder goed presteren;
- verduistering van geld: heeft geen invloed op de evaluatie sensu stricto doch kan het vertrouwen in de ambtenaar aantasten.
Het individueel evaluatiedossier dat over elke ambtenaar wordt aangelegd , bevat ook de staat van tuchtstraffen die werden uitgesproken in het evaluatiejaar.
Tuchtstraffen die betrekking hebben op feiten die zich voordeden tijdens het evaluatiejaar kunnen dus ook repercussies hebben op de evaluatie. Een tuchtstraf kan namelijk een indicatie zijn van het slecht functioneren van de betrokken ambtenaar.
- Grijze zone tussen tucht en evaluatie
Uit hetgeen hierboven werd vermeld, volgt dat het meestal wel duidelijk is of tegen een ambtenaar via een tuchtsanctie dan wel via een negatieve evaluatie dient te worden opgetreden. In geval van slecht functioneren of ondermaats presteren van een ambtenaar is dit in de praktijk echter niet steeds even duidelijk.
De afdeling Regelgeving stelt dan ook voor in geval van twijfel volgend criterium te hanteren:
- indien het slecht functioneren te wijten is aan het (onopzettelijk) falen van de ambtenaar (zonder dat er externe verzachtende omstandigheden zijn) verdient het de voorkeur op te treden via een negatieve evaluatie van de ambtenaar;
- indien het evenwel vaststaat dat het slecht functioneren van de ambtenaar te wijten is aan manifeste onwil in hoofde van de ambtenaar verdient het de voorkeur in de eerste plaats op te treden via een tuchtsanctie (de ambtenaar schiet dan immers tekort aan zijn loyauteitsplicht).
- rekening houdend met de zwaarte van de feiten, kan de ambtenaar naast de tuchtsanctie ook nog negatief geëvalueerd worden.
Bij twijfel over de opzettelijkheid stelt de afdeling Regelgeving voor enkel op te treden via een negatieve evaluatie, hetzij de evaluatie onvoldoende, hetzij een beslissing tot loopbaanvertraging.
Naast de veroordeling tot een criminele straf (art. 49 van de wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen) verliest de vastbenoemde ambtenaar zijn pensioenrechten (in de regeling van de openbare sector) bij de toekenning van de hoogste tuchtrechtelijke sanctie.
Motivering:
Algemeen principe
Artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen bepaalt dat enkel de persoon die ontslagen wordt als gevolg van de zwaarste in het statuut bepaalde tuchtstraf, zijn pensioenrechten verliest.
Specificering
Volgens artikel VIII 2 VPS is de zwaarste tuchtrechtelijke straf de “afzetting”. Enkel in geval van tuchtstraf verliest de ambtenaar zijn rechten op rustpensioen in de regeling van de openbare sector. Hij kan dan wel aanspraak maken op een pensioen volgens het stelsel van de werknemers (privé-stelsel). In geval van toepassing van de tuchtstraf “ontslag van ambtswege” behoudt de ambtenaar het recht op een ambtenarenpensioen.
Een ambtenaar werkt halftijds (verlof voor deeltijdse prestaties of halftijdse loopbaanonderbreking). Wanneer op deze ambtenaar bij wijze van tuchtstraf de inhouding van salaris wordt toegepast ten belope van één vijfde van de nettobezoldiging, wordt dit één vijfde berekend op het hem effectief uitbetaalde nettoloon (50%).
Motivering:
Indien de inhouding van salaris zou worden berekend op het normale nettoloon (100%) zou dit tot gevolg hebben dat de ambtenaar slechts 30 % van zijn normaal nettoloon ontvangt, hetgeen onredelijk zwaar is.
Door de inhouding van salaris te berekenen op het hem effectief uitbetaalde nettoloon zal hij nog 40 % van zijn nettoloon ontvangen.
Neen.
Motivatie:
Voorafgaande opmerking:
Een inhouding van teveel betaald loon is strikt juridisch niet mogelijk op basis van artikel 23 van de loonbeschermingswet (van openbare orde), tenzij met uitdrukkelijk akkoord van het personeelslid.
- Loonbeschermingswet
Artikel 23 somt limitatief de gevallen op welke bedragen op het loon in mindering mogen worden gebracht. De algemene regel is dat het totaal van de inhoudingen niet meer dan 1/5 van het uitbetaalde loon mag bedragen (na inhoudingen RSZ en BV).
Op deze 1/5-regel zijn volgende uitzonderingen van toepassing:
- bedrog van de werknemer;
- wanneer de werknemer vóór de afrekening van de vergoedingen en schadeloosstellingen die hij aan de werkgever verschuldigd is (berokkende schade ingevolge “grove fout”), vrijwillig zijn dienstbetrekking heeft beëindigd.
- AP-KB
Artikel 14, §4 van het AP-KB bepaalt dat een tuchtschorsing geen aanleiding mag geven tot een inhouding van wedde die hoger ligt dan die welke bedoeld is bij artikel 23, tweede lid, van de loonbeschermingswet (m.a.w. inhouding is beperkt tot 1/5). - VPS
Artikel VIII 3 bepaalt dat de tuchtstraf “inhouding van salaris” wordt toegepast gedurende ten hoogste drie maanden en niet meer dan één vijfde van de nettobezoldiging mag bedragen. Idem voor de tuchtstraf “tuchtschorsing”.
Conclusie
Het VPS is volledig in overeenstemming met het AP-KB. Er kan een tegenstrijdigheid zijn met de loonbeschermingswet in geval er een tuchtstraf wordt uitgesproken ingevolge bedrog of grove fout. In dit geval is de regeling van het AP-KB en VPS nadelig voor de werkgever (zelfs bij grove fout of bedrog inhouding beperkt tot 1/5). In de andere gevallen is er geen tegenstrijdigheid.
De loonbeschermingswet maakt weliswaar een uitzondering op de 1/5-regel mogelijk (in geval van bedrog of grove fout), maar sluit niet uit dat de werkgever toch de 1/5-regel toepast. In het VPS heeft de Vlaamse Regering zich hiertoe verbonden.
Deze eventuele tegenstrijdigheid heeft niets vandoen met teveel betaald loon in geval van (al dan niet vrijwillig) ontslag, noch met 10 dagen ongewettigde afwezigheid. Het betreft in deze gevallen immers geen tuchtstraf en derhalve is de loonbeschermingswet gewoon van toepassing: inhouding op het salaris mag dus 1/5 niet overschrijden.
Aangezien de beperking van de inhouding tot 1/5 niet geldt op het vakantiegeld, is het aangewezen om eerst maximaal in te houden op het salaris en daarna op het vooruitbetaalde vakantiegeld.
Neen.
Motivering:
Een tuchtstraf is definitief en wordt niet tenietgedaan door de doorhaling. Indien betrokkene een lagere inschaling krijgt of teruggezet wordt in graad, dan geldt dit voor de rest van zijn loopbaan, tenzij hij terug deelneemt aan bevorderingexamens of bevorderingsprocedures.
Doorhaling gebeurt enkel ‘in het persoonlijk dossier’ en brengt alleen mee dat de tuchtstraf voor de toekomst bepaalde rechtsgevolgen niet heeft.
De doorhaling neemt de tuchtstraf zelf niet weg. De doorhaling belet alleen dat nog rekening wordt gehouden met de tuchtstraf.
In het persoonlijk dossier mag dus niet meer te zien zijn dat er een tuchtstraf is geweest.
Zie hierover de arresten van de Raad van State nr. 60.588 van 28 juni 1996 en nr. 76.508 van 20 oktober 1998. Uit deze arresten blijkt dat enkel de vernietiging door de Raad van State tot gevolg kan hebben dat een tuchtstraf moet geacht worden nooit te hebben bestaan.
Andere veel gestelde vragen
In het belang van de dienst kan gecommuniceerd worden over de tuchtmaatregel om zo ook geruchten te stoppen en duidelijkheid te bieden. Belangrijk hierbij is evenwel niets te zeggen over de inhoud van het dossier, omdat er geen fouten mogen gemaakt worden in de procedure die mogelijk gevolgen kan hebben voor het verloop van een eventuele strafrechtelijke procedure of om ook geen privacy-schendingen te plegen.
Als algemene regel geldt: zo discreet mogelijk communiceren
Een heel bepalende factor bij hoe het best gecommuniceerd wordt, is natuurlijk de mate waarin de andere personeelsleden op de hoogte zijn van de feiten.
Bij Besluit van de Vlaamse Regering van 23/5/2014 is de bepaling in artikel VIII 20 en VIII 22 VPS dat de strafvordering de tuchtprocedure en de tuchtuitspraak schorst, opgeheven zodat voortaan de strafvordering niet meer automatisch de tuchtprocedure en de tuchtuitspraak schorst. Bijgevolg beschikt de tuchtoverheid voortaan over een discretionaire bevoegdheid: zij kan in beginsel zelf beslissen of zij al dan niet wacht op het resultaat van de strafrechtelijke procedure. Bij het nemen van deze beslissing is de tuchtoverheid gebonden door het beginsel van behoorlijk bestuur van de zorgvuldigheid en kan ze bijgevolg slechts een tuchtstraf opleggen voor feiten die afdoende bewezen zijn. Deze wijziging heeft voor gevolg dat wanneer er duidelijke aanwijzingen van schuld zijn (bijvoorbeeld omwille van betrapping op heterdaad, getuigenverklaringen of bekentenissen door de ambtenaar), de tuchtoverheid kan beslissen niet langer de strafrechtelijke uitspraak af te wachten en toch reeds een tuchtstraf kan uitspreken.
Dit artikel is niet van toepassing op tuchtprocedures, die opgestart zijn vóór de datum van inwerkingtreding van dit artikel.
De doorhaling van de tuchtstraf gebeurt van rechtswege dus automatisch door het verstrijken van de doorhalingstermijn, zonder dat de ambtenaar hiertoe een verzoek moet indienen.
Tuchtschorsing is een tuchtstraf die de ambtenaar tijdelijk verbiedt te komen werken. De maximum duur van deze tuchtstraf is beperkt tot een periode van 3 maanden. De tuchtoverheid kan de tuchtstraf tuchtschorsing opleggen voor elke duur die korter is dan het maximum. Naast het opleggen van de tuchtschorsing kan de tuchtoverheid daarbij aansluitend bepalen dat het salaris van de tuchtrechtelijk geschorste ambtenaar wordt ingehouden. Dit is een mogelijkheid, geen verplichting. Deze mogelijkheid tot inhouding van salaris is beperkt tot één vijfde van de netto-bezoldiging. Een ander gevolg van deze tuchtstraf is dat de ambtenaar ambtshalve in de stand non-activiteit wordt geplaatst. Gedurende de periode van de tuchtschorsing kan het personeelslid geen aanspraken laten gelden op bevordering, en op bevordering in salarisschaal respectievelijk op bevordering in graad en op verhoging in salaris en salarisschaal.
De schorsing in het belang van de dienst is geen tuchtstraf maar een tijdelijke bewarende ordemaatregel in het belang van de dienst, die de ambtenaar tijdelijk uit de dienst verwijdert. Deze ordemaatregel houdt geen oordeel in over de schuld van het personeelslid maar beoogt enkel de goede werking van de dienst veilig te stellen, doorgaans in afwachting van het resultaat van het tuchtrechtelijk of strafrechtelijk onderzoek. Het uitspreken van een schorsing in het belang van de dienst is een mogelijkheid, geen verplichting. De duur van de schorsing in het belang van de dienst mag ten hoogste zes maanden bedragen, behoudens strafrechtelijk onderzoek of strafrechtelijke vervolging (maximaal voor de duur van het onderzoek en/of de vervolging)
Naast de mogelijkheid tot schorsing in het belang van de dienst heeft de tuchtoverheid ook de mogelijkheid tot:
- inhouding van een deel van het salaris
- ontzegging van de aanspraken op bevordering en op verhoging in salaris en salarisschaal
in volgende gevallen:
- Als de ambtenaar strafrechtelijk wordt vervolgd;
- Als de ambtenaar tuchtrechtelijk wordt vervolgd wegens een ernstig vergrijp waarbij de ambtenaar op heterdaad is betrapt of waarvoor er afdoende aanwijzingen zijn.
De inhouding van salaris mag niet meer bedragen dan één vijfde van de nettobezoldiging
Blijf op de hoogte
HR-professionals ontvangen wekelijks een overzicht van de verschenen nieuwsberichten in hun mailbox.
Suggesties?
Heb je aanvullingen of een opmerking over deze webpagina?