Gedaan met laden. U bevindt zich op: Omzendbrief BZ 2013/1 - Invloed van een georganiseerde werkonderbreking (staking) en de onmogelijkheid voor werkwilligen om de werkplek te betreden op de betaling van het salaris, toelagen, vergoedingen en sociale voordelen Omzendbrieven, dienstmededelingen, richtlijnen en ministeriële besluiten

Omzendbrief BZ 2013/1 - Invloed van een georganiseerde werkonderbreking (staking) en de onmogelijkheid voor werkwilligen om de werkplek te betreden op de betaling van het salaris, toelagen, vergoedingen en sociale voordelen

Omzendbrief • BZ 2013/1
Geldig tot en met 7 december 2016 (niet geldig)
Datum
11 maart 2013
Thema
Organisatie

Datum:

11 maart 2013

Aanhef:

Aan de personeelsdiensten van de diensten van de Vlaamse overheid

Betreft:

Invloed van een georganiseerde werkonderbreking (staking) en de onmogelijkheid voor werkwilligen om de werkplek te betreden op de betaling van het salaris, toelagen, vergoedingen en sociale voordelen

Deze omzendbrief is een "interpretatieve" omzendbrief van de artikelen X 5, VII 15, 1° en VII 73, §3, 1° van het VPS en artikel 18 van het APKB(1), en geeft aan de personeelsdiensten informatie omtrent de concrete toepassing van voornoemde artikelen op de betaling van het salaris, de toelagen, de vergoedingen en sociale voordelen.

Deze artikelen bepalen het volgende:

  • Art. X 5 VPS: "In afwijking van art. X 4 is het personeelslid dat deelneemt aan een georganiseerde werkonderbreking in dienstactiviteit en verliest hij enkel zijn salaris voor de duur van de afwezigheid".
  • Art. VII 15, 1° VPS: "De toelage is niet verschuldigd in het geval geen salaris wordt betaald".
  • Art. VII 73, §3, 1° VPS: "Ingeval een vergoeding werd geforfaitariseerd en op maandbasis wordt uitbetaald, wordt de betaling stopgezet als er geen salaris wordt betaald".
  • Art. 18 APKB: "Deelneming van een ambtenaar aan een georganiseerde werkonderbreking kan voor de ambtenaar slechts het verlies van zijn wedde tot gevolg hebben".

Bij de opmaak van bijgevoegde tabel werd uitgegaan van volgende algemene principes:

2.1. Staking

  • Verlies van het recht op salaris voor de duur van de afwezigheid;
  • Onrechtstreeks verlies van toelagen die op het salaris berekend worden (vb. vakantiegeld en eindejaarstoelage);
  • Ingevolge toepassing van artikel VII 15, 1° VPS geen recht op de forfaitaire toelagen (per maand of per jaar) – pro rataberekening;
  • Geen recht op uurtoelagen aangezien de prestaties niet werden verricht (vb. gevaartoelage).

2.2. Werkwilligen

  • Behoud van loon;
  • Geen stopzetting van de betaling van forfaitaire toelagen en vergoedingen.

3. Concrete toepassing

Als bijlage bij deze omzendbrief gaat een schematisch overzicht van de toepassing van bovenvermelde principes op de betaling van het salaris, de toelagen, de vergoedingen en sociale voordelen die in het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006 zijn opgenomen.

4. Samenvattende tabel

StakingWerkwilligen
Behoud (B) of Verlies (V)
SalarisVB
Toelagen berekend op salarisV (onrechtstreeks)B
Forfaitaire toelagen/maand of jaarV (tenzij artikel VII 15, 1° niet van toepassing is)B
Toelagen per dagV (B als staking geen ganse dag duurt)ZV
Toelagen per uurVZV
Toelagen afhankelijk van bepaalde voorwaardenVWVW
Vergoedingen forfait per maand/jaarV (behalve woonlastvergoeding Brakke Grond (art. VII 73, §4))B
Werkelijke kostenZVZV
Sociale voordelenB; ZV of VWB; ZV of VW

Legende:

B = behoud
V = verlies voor de duur van de staking (pro rataberekening bij de uitbetaling) – toepassing artikel VII 15, 1° en VII 73, §3, 3° VPS
ZV = zonder voorwerp – geval/situatie zal zich niet voordoen
VW = toekenning afhankelijk van vervuld zijn van de voorwaarden.

Geert BOURGEOIS
Viceminister-president van de Vlaamse Regering
Vlaams minister van Bestuurszaken, Binnenlandse Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand

Bijlage

naar boven

(1) Koninklijk besluit van 22 december 2000 tot bepaling van de algemene principes van het administratief en geldelijk statuut van de rijksambtenaren die van toepassing zijn op het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestregeringen en van de Colleges van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de Franse Gemeenschapscommissie, alsook van de publiekrechtelijke rechtspersonen die ervan afhangen.