Inhoud & kwaliteit van het GRB
Bij de aanmaak van het GRB werden alle wegen met een officiële straatnaam of met een officieel wegnummer (bijvoorbeeld de A10) opgenomen.
De wegbeheerders kunnen ontbrekende wegen melden via het GRB-meldingssysteem.(opent in nieuw venster) Deze worden vervolgens via de bijhoudingsprojecten opgenomen. Enkel de volgende wegen komen daarvoor in aanmerking:
- Bestaande wegen met een officieel wegnummer of officiële straatnaam, ongeacht of zij verhard zijn of niet
- Bestaande wegen uit de atlas der buurtwegen die op het terrein zichtbaar zijn, ongeacht of zij verhard zijn of niet.
- Andere openbare verharde wegen
- Private wegen zoals bijvoorbeeld wegen op de site van een ziekenhuiscomplex of in stadsparken kunnen opgenomen worden na expliciete vraag aan Informatie Vlaanderen en voor zover deze wegen verhard zijn.
Aardewegen die geen straatnaam of wegnummer hebben worden niet opgenomen in het GRB.
Dit kan je terugvinden in het GRB-objectenhandboek. (opent in nieuw venster)Je vindt er een overzicht van de verschillende GRB-entiteiten en hun types.
Voor elke entiteit of voor elk type entiteit vind je een volledige steekkaart. Daarin staat welke verschillende terreinobjecten opgenomen zijn samen met de criteria waaraan zij moeten voldoen om deel uit te maken van het GRB.
Het GRB bevat enkel informatie van goed definieerbare referentiegegevens. Fiets- en voetpaden voldoen hier niet aan. Het zijn namelijk zones binnen de wegbaan die op zeer diverse manieren op het terrein afgebakend worden. Het is bijgevolg onmogelijk om alle voorkomende varianten in één ondubbelzinnige definitie op te nemen.
GRB-referentiegegevens kunnen wel gebruikt worden om fiets- en voetpaden te karteren. Zo zijn boordstenen (Wcz), de rand van de rijbaan (Wrb) en de grenslijn van een onverharde zone (Woz) in vele gevallen eenduidig aanwijsbare begrenzingen van een fiets- of voetpad.
Het staat de GRB-gebruikers vrij om extra invulling te geven aan het GRB. Wanneer men bijkomende gegevens wil karteren met behulp van landmeetkundige opmetingen, dan gebruikt men bij voorkeur de GRB-skeletspecificaties. Dit zijn technische bepalingen om GRB-compatibele metingen uit te voeren.
> Alle informatie over de GRB-referentiegegevens vind je in het GRB-objectenhandboek.
> Je vindt hier meer informatie over de GRB skeletspecificaties.
Dit zijn geen fouten. De gaps of overlaps zijn het gevolg van het verschil in nauwkeurigheid waarmee wegen en percelen in kaart worden gebracht én van de verschillende manier waarop deze gekarteerd worden:
- Wegen worden gekarteerd zoals ze op het terrein waargenomen worden. In gebieden met aaneengesloten bebouwing is deze grens van de wegbaan (Wbn) duidelijk aan te wijzen en bijgevolg nauwkeurig op te meten. In landelijk gebied is de grens niet zo duidelijk te herkennen. De rand van de wegbaan (Wbn) zal dan ook minder nauwkeurig gekarteerd worden.
- Adp-percelen worden gekarteerd vertrekkende van de vorm zoals ze op het kadastraal plan getekend zijn. Ze worden niet op het terrein opgemeten zoals landmeters dit doen maar ze worden zo goed mogelijk ingepast op bruikbare referentiepunten uit het GRB. De nauwkeurigheid van perceelgrenzen is variabel. In stedelijk gebied langs de straatzijde is de nauwkeurigheid van perceelgrenzen het hoogst, in landelijk gebied hebben we minder nauwkeurige grenzen.
In het GRB wordt geen strikte topologische relatie tussen wegbaan (Wbn) en percelen (Adp) weerhouden. Daarom worden gaps of overlaps in het afwerkingsproces niet weggewerkt
Digitaal Vlaanderen en de AAPD proberen zoveel als mogelijk de geometrieën van gebouwen (Gbg) en percelen (Adp) op elkaar af te stemmen, zodat deze maximaal bruikbaar zijn in GIS-toepassingen. Dit kan door, ofwel de geometrie van het gebouw, ofwel de geometrie van het perceel aan te passen. Deze aanpassingen gebeuren volgens specifieke procedures waarbij de positionele nauwkeurigheid van het opgemeten gebouw en/of perceel maximaal behouden blijft.
In sommige gevallen is het niet mogelijk om een gebouw en een perceel geometrisch op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld bij bedrijfsgebouwen die effectief gelegen zijn op meerdere percelen of, wanneer het gebouw en het perceel met verschillende nauwkeurigheid werden opgemeten (bijvoorbeeld een gebouw met een dakoversteek werd fotogrammetrisch gekarteerd, een perceel werd gekarteerd op het maaiveld). In deze gevallen kan de contour van een gebouw bijgevolg op 2 of meer percelen liggen.
Als er vermoed wordt dat de kartering van het perceel, het gebouw of beiden, foutief is, kan dat steeds worden gemeld via het GRB Meldingssysteem.(opent in nieuw venster)
Niet alle objecten worden met eenzelfde nauwkeurigheid opgemeten.
De nauwkeurigheid waarmee objecten opgemeten worden hangt af van de meetmethode (terrestrisch of via luchtfotogrammetrie) en van de precisie waarmee objecten op het terrein kunnen aangeduid worden. Om die reden verdelen we de verschillende GRB-entiteiten over 5 nauwkeurigheidsklassen met elk een vooropgestelde ‘relatieve nauwkeurigheid’. De relatieve nauwkeurigheid varieert van 5 cm voor klasse 1 (waartoe bijvoorbeeld de terrestrisch opgemeten gevelpunten behoren) tot 30 cm voor klasse 5 waartoe de watergangen behoren.
Nauwkeurigheids- klasse | Relatieve nauwkeurigheid | Voorbeeld van terreinobjecten |
1 | 5 cm | Gevelpunten die terrestrisch opgemeten worden, ronde putdeksels |
2 | 10 cm | Boordsteen, rand van rijbaan, wegaanhorigheden, vierkante putdeksels |
3 | 15 cm | Gevelpunten die niet terrestrisch opgemeten worden |
4 | 20 cm | Wegbaan, spoorbaan, gebouwaanhorigheid, palen, verkeersdrempels, vangrails, grachten |
5 | 30 cm | Watergangen |
Voor de nauwkeurigheid van percelen verwijzen we naar vraag 12 bij ‘Percelen en kadastrale informatie’.