Gedaan met laden. U bevindt zich op: Dierenwelzijnseisen voor een dierenasiel

Dierenwelzijnseisen voor een dierenasiel

Een erkend dierenasiel moet voldoen aan verschillende voorwaarden rond infrastructuur, verzorging, voeding, personeelsleden en administratie.

Voeding en verzorging

Algemene voorwaarden

  • De dieren worden minstens 2 keer per dag gecontroleerd.
  • De vacht van de dieren wordt onderhouden en indien nodig getrimd, geknipt of geschoren. De nagels worden regelmatig gecontroleerd en indien nodig geknipt.
  • De nodige maatregelen worden getroffen om agressie onder de dieren te vermijden en om dieren die niet met elkaar kunnen opschieten van elkaar te scheiden.
  • De dieren krijgen een voeding die aangepast is aan hun behoeften. Het voeder wordt gegeven in propere recipiënten en op zo’n manier dat alle dieren van eenzelfde hok gelijktijdig kunnen eten. Drinkbaar water is permanent beschikbaar.
  • Vanaf de leeftijd van 3 weken moeten jonge dieren toegang hebben tot niet-vloeibaar voeder, maar het volledige spenen van de honden gebeurt niet voor de leeftijd van 8 weken. Voor katten is dit op 12 weken.
  • Zieke dieren worden afgezonderd, bv. in het afzonderingslokaal.
  • Nieuw binnengekomen dieren staan onder toezicht en worden indien nodig afgezonderd.
  • Hoogdrachtige dieren en vrouwelijke dieren met niet-gespeende jongen moeten beschikken over geschikt nestmateriaal.
  • Strooisel wordt geregeld ververst.
  • Er worden maatregelen getroffen om parasieten en ongedierte te bestrijden.

Infrastructuur en huisvesting

Er zijn algemene voorwaarden waaraan alle huisvesting moet voldoen. Per diersoort zijn er bijkomende vereisten. De voorwaarden staan beschreven in het KB van 27 april 2007 met als belangrijkste aandachtspunten:

Algemene voorwaarden

  • gepaste huisvesting met voldoende bewegingsruimte
  • de inrichting van het dierenverblijf is erop gericht om alle dieren voldoende afwisseling en stimulatie te geven. Het is aangepast aan de noden en het gedrag van de diersoort (temperatuur, luchtvochtigheid, ventilatie, licht,…)
  • stevig en veilig zonder ontsnappingsmogelijkheden
  • voldoende verlucht
  • natuurlijke lichtinval voor een normaal dag- en nachtritme, ook op de sluitingsdagen.
  • geregeld gereinigd en ontsmet
  • hygiënische opslag van diervoeder. Bederfbare voedingswaren worden in gepaste koelsystemen bewaard.
  • de opslag van afval van strooisel, uitwerpselen, vuilnis, … gebeurt in een lokaal dat afgescheiden is van de lokalen waar de dieren verblijven en waar het diervoeder wordt bewaard.
  • brandalarmsysteem in de ruimtes waar de dieren verblijven
  • als er geen permanent toezicht is, moet er een brandalarm aanwezig zijn dat tot buiten de inrichting hoorbaar is. Aan de ingang van de inrichting moet duidelijk en leesbaar een telefoonnummer staan van de persoon die in geval van nood gecontacteerd kan worden.

Specifieke voorwaarden

Voor bepaalde diersoorten zijn er specifieke bijkomende voorwaarden voor huisvesting. De minimumnormen staan beschreven in Bijlage II en IV van het KB van 27 april 2007. Als u andere diersoorten huisvest, dan waarvoor u een erkenning hebt, moet u een nieuwe erkenning aanvragen bij de dienst Dierenwelzijn.

Administratie

Elk asiel moet zorgvuldig de administratie bijhouden. Het gratis programma Animal Shelter vergemakkelijkt dit werk.