Over het project
De brug van Zelzate (1968) is één van de kruisingen met het kanaal Gent-Terneuzen. Ze is het sluitstuk van de R4, de ring rond Gent. Deze brug verdeelt ook Zelzate in Zelzate-Oost en Zelzate-West. Buiten lokaal verkeer wordt deze brug ook gebruikt voor doorgaand ADR-vrachtverkeer (gevaarlijk transport), omdat deze niet door de tunnel van Zelzate mag.
De brug gaat gemiddeld 20 keer per dag open voor een tijd van 10 tot 20 minuten voor het scheepvaartverkeer. De drukste periode van de dag valt tussen 18 en 21 uur.
De Zelzatebrug is eigendom van Maritieme Toegang. De bediening gebeurt door de Agentschap Maritieme Dienstverlening & Kust. Het elektromechanisch gedeelte van de brug wordt beheerd door De Vlaamse Waterweg. De aanloophellingen naar de brug worden beheerd door AWV Oost-Vlaanderen.
De wegdekbekleding bestaat uit een dikke laag gietasfalt. Het gietasfalt wordt op haar plaats gehouden d.m.v. ongeveer 66 000 stiften (‘zwaluwstaartjes’): bij het openstaan van de brug verhinderen deze stiften dat het asfalt naar beneden zou schuiven. Mochten deze stiften niet aanwezig zijn dan zou het asfalt enkel kunnen rekeningen op de kleefkracht (schuifspanningen) in het contactvlak tussen de laag gietasfalt en de waterdichte rok op de stalen brugdekplaat. De stiften helpen om deze ‘kleefkracht’ te vergroten.
De brugdekbekleding van Zelzatebrug kan gerust uniek genoemd worden. Ze komt maar op vier plaatsen in de wereld voor:
- een brug in Martigues (Zuid-Frankrijk)
- de Twin Sails Bridge in Poole brug (Engeland)
- de Zelzatebrug in Zelzate (België)
- de Boudewijnbrug in Brugge (België)
De reden voor deze unieke brugdekbekleding (een laag van 4 tot 8 cm gietasfalt) moet gezocht worden in de samenstelling van het brugdek zelf. De brugklappen zijn samengesteld uit stalen onderdelen die grotendeels aan elkaar gebout zijn (i.p.v. gelast zoals bij de moderne bruggen). Aan de bovenzijde van het stalen brugdek steken de boutkoppen boven de horizontale brugdekplaat uit. Omdat men met de wagen moeilijk over deze boutkoppen kan rijden, dient de bovenkant geëgaliseerd met een laag gietasfalt van ongeveer 4 cm dik. Ter hoogte van het draaipunt van de brugklap heeft de stalen brugdekligger een gekromde vorm. Om het hoogteverschil tussen de bovenkant van de stalen brugdekligger en het wegdek te overbruggen staat ter hoogte van het draaipunt een betonnen opzetstuk op de brugdekligger met daarop een dikke laag gietasfalt. De overgang van de stalen brugdekplaat naar het betonnen opzetstuk is een plaats waar trekspanningen het asfalt kunnen doen scheuren en is een aandachtspunt bij het ontwerp van de nieuwe brugdekbekleding.
De Boudewijnbrug in Brugge kan beschouwd worden als de ‘kleine zus’ van de Zelzatebrug en werd in 2015 reeds volledig gerenoveerd. Op de Boudewijnbrug heeft men, naar analogie met de Zelzatebrug, ook stiften op het brugdek gelast om ervoor te zorgen dat het gietasfalt beter ‘vastgehouden’ wordt dan vóór de werken omdat toen deze stiften niet aanwezig waren en het gietasfalt enkel en alleen door de schuifspanningen in het contactvlak tussen het gietasfalt en de brugdekplaat bleef hangen.
De brugdekbekleding van de brug van Zelzate is een oud zeer. De bestaande brugdekbekleding werd aangebracht in 1978, werd reeds meerdere malen gerepareerd en is dringend aan vervanging toe.
In afwachting van een definitieve oplossing voor dit probleem wordt in het voorjaar van 2018 een onderhoudsherstelling uitgevoerd aan het wegdek van de Zelzatebrug. Zo zal er een nieuwe slijtlaag aangebracht worden ter hoogte van de rijbaan.
Werking
De dubbele basculebrug in Zelzate is een beweegbare brug voor wegverkeer met vier rijstroken, twee fietspaden en twee hoger gelegen voetpaden. Elke brugklap bestaat in hoofdzaak uit twee kokervormige hoofdliggers met een rechthoekige doorsnede, waarop het brugdek rust. Het brugdek kraagt uit buiten de hoofdliggers.
Elke brugklap draait om een horizontale as die in een in het kanaal gebouwde pijler gelagerd is. De bascules verdeelt elke klap in:
- een lange arm (de voorarm), die in de gesloten stand van de brug van de pijler naar de as van de vaargeul gericht is;
- een korte arm (de achterarm), die in alle omstandigheden binnen de pijler blijft.
Aan het uiteinde van de korte arm is een tegengewicht bevestigd dat de brugklap gedeeltelijk uitbalanceert.
In de gesloten stand steunt een brugklap, waarbij deze klap niet met de andere vergrendeld is, enerzijds op de rotatie-as en anderzijds op het uiteinde van de korte arm op een steunpunt in de brugkelder. Tussen de uiteinden van de beide brugklappen kan in onbelaste maar niet-opgespannen toestand een niveauverschil van maximaal 120 mm optreden.
In de gesloten toestand van de brug komen de uiteinden van de lange armen van de beide brugklappen tegenover elkaar boven de as van de vaargeul en worden ze d.m.v. een vergrendeling tegenover elkaar opgespannen. Deze vergrendeling heeft tot doel de uiteinden van de beide lange armen op een gelijk peil te brengen en ze in alle omstandigheden op een gelijk peil te houden en aldus de continuïteit van het brugdek te verzekeren.