Praktische informatie voor de procedure voor internationale invorderingsbijstand
Het verzoek om inlichtingen
Vooralsnog wordt geopteerd het E-forms pakket (zie algemene informatie) niet te installeren bij de lokale besturen. Besturen die het opportuun achten, na alle Belgische opzoekmogelijkheden te hebben uitgeput, een verzoek om inlichtingen op te maken, zijn aangewezen op het gebruik van het modelformulier “vraag om inlichtingen”.
Het ingevulde exceldocument moet u verzenden naar invorderingsbijstand_vlabel@fb.vlaanderen.be (opgelet: underscore tussen "invorderingsbijstand" en "vlabel"!). De Vlaamse Belastingdienst zal instaan voor de input in de E-formsapplicatie en de overdracht, via het CVB, van het dossier aan de buitenlandse autoriteit.
De Vlaamse Belastingdienst verstuurt een kopie van het overgemaakte bestand aan het lokale bestuur en communiceert het resultaat van de opzoekingen aan het verzoekende lokale bestuur.
- De aangezochte autoriteit stuurt uiterlijk zeven kalenderdagen na ontvangst van het verzoek een ontvangstmelding (art 7,1° UV 1189/2011).
- De aangezochte autoriteit verstrekt de gevraagde gegevens zo spoedig mogelijk aan de verzoekende autoriteit (art 8,1° UV 1189/2011) of geeft uiterlijk 6 maand na ontvangst van het verzoek een stand van zaken (art 8,1° UV 1189/2011).
De praktijk leert dat lang niet alle lidstaten voormelde termijnen respecteren. Vandaar dat de Vlaamse Belastingdienst op verzoek van het lokaal bestuur zal peilen naar het gevolg dat aan het verzoek werd gegeven. De besturen waken erover deze vraag, naar een stand van zaken, pas te stellen 6 maand nadat de kopie van het doorgestuurde aanvraagformulier werd overgemaakt.
Weigeringsgronden
In art 5,2 ° van Richtlijn 2010/24/EU voorziet de Unie een aantal situaties waarbij de aangezochte autoriteit kan weigeren de gevraagde informatie te verstrekken:
- wanneer de aangezochte autoriteit verzocht wordt inlichtingen te verstrekken die zij voor eigen soortgelijke vorderingen niet zou kunnen bekomen.
- wanneer het inlichtingen betreft die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, of beroepsgeheim zou gaan onthullen.
- wanneer het verstrekken van de gevraagde inlichtingen de veiligheid in de aangezochte lidstaat in het gedrang zou brengen, of wanneer deze in strijd zouden zijn met de openbare orde van de lidstaat.
De Vlaamse Overheid herneemt deze gevallen in art 15 §2 van haar decreet.
Wanneer een aangezochte autoriteit meent dat aan het verzoek, om bovenstaande redenen, niet kan worden tegemoet gekomen dan dient zij dit te motiveren ( RL art 5,4°).
Oudere vorderingen
Daarnaast voorziet de Richtlijn in art 18,2 (decreet : art 23 § 2) dat een lidstaat niet gehoudenis bijstand te verlenen wanneer het een verzoek betreft voor vorderingen ouder dan 5 jaar.
Evenwel voorziet de Richtlijn in een uitbreiding van de termijn voor die gevallen waarin de aanslagen opgenomen in het verzoek het voorwerp uitmaakten van een betwisting of wanneer bijkomende betalingstermijnen werden toegekend.
De periode van 5 jaar vangt in voorkomend geval aan op de dag dat de schuldvordering niet langer kan worden betwist (wanneer termijnen voor beroep zijn verstreken) of wanneer de bijkomende betalingstermijnen zijn verlopen. Nooit echter is een land gehouden bijstand te verlenen voor vorderingen ouder dan 10.
Hier dient opgemerkt dat het vooralsnog onduidelijk is welke landen toch voorzien in een verlengde bijstand zonder dat aan voorgaande twee voorwaarden is voldaan. Alvast Nederland, Luxemburg, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zouden de enge interpretatie voorstaan.
Ook hier weer zal de aangezochte autoriteit haar redenen voor afwijzing kenbaar maken (RL art 18,4).
Grensbedrag
Om een overmatige toestroom aan vragen om bijstand te voorkomen voorziet art 18,3 van de richtlijn in een benedengrens. Deze grens werd vastgesteld op 1500 € (*). Vandaag bestaan er verschillende interpretaties van de tekst van de richtlijn. Er wordt aangenomen dat de 1500 € grens niet van toepassing is op verzoeken om inlichtingen.
Evenwel stelt het Decreet in art 23 §3 dat de Vlaamse autoriteit geen bijstand verleent voor schuldvorderingen lager dan 1500 €.
(*) De grens van 1500 € dient te worden bekeken per belastingplichtige. Alle sommen (zelfs bestuursoverschrijdend) die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen waartoe hij, krachtens de Belgische wetgeving, gehouden is tot betaling komen in aanmerking.
Het verzoek tot invordering door u als lokale overheid gevraagd
Een EU lidstaat kan een andere lidstaat verzoeken over te gaan tot invordering van schuldvorderingen waarvoor een titel voor het nemen van executiemaatregelen bestaat. De aangezochte autoriteit zal overgaan tot uitwinning krachtens de “uniforme titel” dewelke aan het verzoek tot invordering wordt toegevoegd.
De richtlijn koppelt een aantal voorwaarden aan een verzoek om invorderingsbijstand (RL art 11):
- De aanslagen opgenomen in het verzoek om invorderingsbijstand mogen niet meer het voorwerp uitmaken van een hangend bezwaar of beroep. (RL art. 11,1 - Decreet art. 10, §1).
- De verzoekende staat moet eerst in eigen land passende invorderingsmaatregelen nemen of genomen hebben (RL art. 11,2 - Decreet art. 10, §2).
Vooralsnog wordt geopteerd het E-forms pakket (zie algemene informatie) niet systematisch te installeren bij de lokale besturen. Dit kan uiteraard ook anders worden overeengekomen. Op vraag van een lokaal bestuur kan de Vlaamse Belastingdienst het E-Formspakket via CD-Rom aanbieden. Andere besturen die het opportuun achten een verzoek tot invordering op te maken, na alle Belgische invorderingspistes te hebben bewandeld, zijn aangewezen op het gebruik van het modelformulier “vraag tot invordering”.
Het ingevulde exceldocument moet u verzenden naar invorderingsbijstand_vlabel@fb.vlaanderen.be (opgelet: underscore tussen "invorderingsbijstand" en "vlabel"!). De Vlaamse Belastingdienst zal instaan voor de input in de E-formsapplicatie en de overdracht, via het CVB, van het dossier aan de buitenlandse autoriteit.
De Vlaamse Belastingdienst verstuurt een kopie van het overgemaakte bestand aan het lokale bestuur en communiceert het resultaat van de opzoekingen aan het verzoekende lokale bestuur.
Het is logisch dat een aangezocht land de verschuldigde sommen int in zijn eigen munteenheid.
Daarom geldt dat wanneer de aangezochte en de verzoekende lidstaat niet dezelfde valuta kennen, het verzoek tot invordering het verschuldigde bedrag in beide valuta’s moet vermelden.
De gehanteerde wisselkoers is de recentst gepubliceerde koers in het publicatieblad van de EU, voorafgaand aan de datum van verzending van het verzoek.
Ook ingevolge koersverschillen bestaat de mogelijkheid dat er zich na volledige inning in de aangezochte lidstaat, verschillen in meer of in min voordoen.
- De aangezochte autoriteit stuurt uiterlijk zeven kalenderdagen na ontvangst van het verzoek een ontvangstmelding (art. 19,1° UV 1189/2011).
- De aangezochte autoriteit verstrekt de gevraagde gegevens zo spoedig mogelijk aan de verzoekende autoriteit (art. 20,2° UV 1189/2011) of geeft uiterlijk 6 maand na ontvangst van het verzoek een stand van zaken (art 8,1° UV 1189/2011).
De praktijk leert dat lidstaten dit niet spontaan doen. Verzoekende lidstaten kunnen bij gebrek aan informatie binnen de gestelde termijn, steeds om een stand van zaken vragen. De elektronische formulieren werden in die zin opgesteld.
Vandaar dat de Vlaamse Belastingdienst op verzoek van het lokaal bestuur zal peilen naar het gevolg dat aan het verzoek werd gegeven. De besturen waken erover deze vraag, naar een stand van zaken, pas te stellen 6 maand nadat de kopie van het doorgestuurde aanvraagformulier werd overgemaakt.
Het is de taak van de verzoekende partij om de aangezochte partij zo spoedig mogelijk in kennis te stellen van eventuele wijzigingen aan het verzoek of van de intrekking ervan.
Reden van wijziging of intrekking kunnen zijn:
- eigen (gedeeltelijke) inning
- een volledige of gedeeltelijke ontheffing van de in het verzoek opgenomen schuldvorderingen (RL art. 14 – Decreet art. 12, §2).
Dit druist niet in tegen de bepalingen van art. 11,1. Daarin wordt gesteld dat geen verzoek tot invordering kan worden ingediend zolang er nog een hangend geschil is. Het is best mogelijk dat een bezwaarschrift wordt ingediend na het lanceren van een verzoek tot invordering.
Daarnaast voorziet datzelfde art. 11,1 dat een verzoek tot invordering voor een betwiste aanslag wel kan, in zoverre de wetgeving van de aangezochte lidstaat daarin voorziet.
Bij wijziging zal een aangepaste uniforme titel moeten worden gecreëerd, op basis waarvan de aangezochte autoriteit verder het verzoek zal afhandelen.
Het verzoek tot invordering aan u als lokale overheid gevraagd vanuit andere lidstaten
Een aangezochte lidstaat is niet gehouden tot bijstand wanneer :
A. een verzoek de schuldenaar ernstige moeilijkheden van economische of sociale aard zou opleveren in de aangezochte lidstaat, en voor zover de geldende bepalingen in die lidstaat voorzien in zo’n uitzondering voor eigen schuldvorderingen (RL art. 18,1 – Decreet art. 23, §1).
Het is voor de verzoekende staat onmogelijk in te schatten wat het gevolg van een verzoek om invorderingsbijstand zal zijn, laat staan dat zij weet of de rechtsregels in de aangezochte lidstaat in een dergelijke uitvoeringsbeperking voorzien voor de eigen vorderingen.
De aangezochte autoriteit zal zijn weigering om tot bijstand over te gaan motiveren aan de verzoekende autoriteit.
B. een verzoek betrekking heeft op schuldvorderingen ouder dan 5 jaar (vanaf datum opeisbaarheid) (art. 18,2).
De richtlijn voorziet in een uitbreiding van de termijn voor die gevallen waarin de aanslagen opgenomen in het verzoek het voorwerp uitmaakten van een betwisting of wanneer bijkomende betalingstermijnen werden toegekend.
De periode van 5 jaar vangt in voorkomend geval aan op de dag dat de schuldvordering niet langer kan worden betwist (wanneer termijnen voor beroep zijn verstreken) of wanneer de bijkomende betalingstermijnen zijn verlopen. Nooit echter is een land gehouden bijstand te verlenen voor vorderingen ouder dan 10 jaar.
Hier dient opgemerkt dat het vooralsnog onduidelijk is welke landen toch voorzien in een verlengde bijstand zonder dat aan voorgaande twee voorwaarden is voldaan.
Verzoeken tot invordering voor aanslagen ouder dan 5 jaar zullen steeds moeten worden gemotiveerd.
C. Het totale bedrag van de schuldvorderingen kleiner is 1500 euro (art. 18,3).
Hier geldt dat dit grensbedrag moet bekeken worden per belastingplichtige. Alle aanslagen waarvoor hij kan worden aangesproken (zowel de aanslagen ingekohierd op zijn naam als de aanslagen gevestigd in hoofde van een derde waarvoor hij krachtens de Belgische wetgeving gehouden is tot betaling).
Algemeen wordt aangenomen dat de grens van 1500 euro bestuursoverschrijdend werkt. Een Vlaamse en lokale vordering die elk apart niet in aanmerking zouden komen voor bijstand, kunnen door samenvoeging het voorwerp uitmaken van een verzoek om bijstand.
Opmerking:
In art 5,2 ° van Richtlijn 2010/24/EU voorziet de Unie een aantal situaties waarbij de aangezochte autoriteit kan weigeren de gevraagde informatie te verstrekken:
- wanneer de aangezochte autoriteit verzocht wordt inlichtingen te verstrekken die zij voor eigen soortgelijke vorderingen niet zou kunnen bekomen.
- wanneer het inlichtingen betreft die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, of beroepsgeheim zou gaan onthullen.
- wanneer het verstrekken van de gevraagde inlichtingen de veiligheid in de aangezochte lidstaat in het gedrang zou brengen, of wanneer deze in strijd zouden zijn met de openbare orde van de lidstaat.
De Vlaamse Overheid herneemt deze gevallen in art. 15, §2 van haar decreet.
Wanneer een aangezochte autoriteit meent dat aan het verzoek, om bovenstaande redenen, niet kan worden tegemoet gekomen dan dient zij dit te motiveren (RL art. 5,4°).
Daarnaast voorziet de Richtlijn in art 18,2 (Decreet art. 23, §2) dat een lidstaat niet gehoudenis bijstand te verlenen wanneer het een verzoek betreft voor vorderingen ouder dan 5 jaar.
Evenwel voorziet de Richtlijn in een uitbreiding van de termijn voor die gevallen waarin de aanslagen opgenomen in het verzoek het voorwerp uitmaakten van een betwisting of wanneer bijkomende betalingstermijnen werden toegekend.
De periode van 5 jaar vangt in voorkomend geval aan op de dag dat de schuldvordering niet langer kan worden betwist (wanneer termijnen voor beroep zijn verstreken) of wanneer de bijkomende betalingstermijnen zijn verlopen. Nooit echter is een land gehouden bijstand te verlenen voor vorderingen ouder dan 10 jaar.
De ingevorderde sommen dienen, binnen de 2 maanden na datum van invordering (art. 23 UV 1189/2011), aan de verzoekende lidstaat te worden overgemaakt in de valuta van de aangezochte lidstaat.
Lidstaten rekenen elkaar geen kosten aan die voortvloeien uit invorderingsacties in het kader van wederzijdse bijstand.
De lidstaat die kosten maakte bij de invordering houdt, alvorens de geïnde sommen aan de verzoekende autoriteit door te storten, deze kosten in.
De aangezochte lidstaat draagt de verliezen van de niet gerecupereerde kosten.
De richtlijn voorziet in twee uitzonderingen=
- Mocht een invorderingsprocedure zeer hoge kosten met zich meebrengen dan staat het de betrokken lidstaten vrij afspraken te maken over een eventuele vergoeding.
- Lidstaten die verzoeken om invorderingsbijstand opmaken, waarvan achteraf blijkt dat de titel ongeldig is of de schuldvordering ongegrond, blijven aansprakelijk voor de door de aangezochte lidstaten gemaakte kosten en of verliezen.
Het verzoek tot notificatie
Een EU lidstaat kan een andere lidstaat verzoeken alle documenten met betrekking tot de onder het toepassingsgebied vallende schuldvorderingen, ter kennis te brengen aan de geadresseerde.
Een verzoek tot notificatie dient steeds vergezeld van het in de E-formsapplicatie voorziene standaardformulier “Uniform Notification Form”.
De aangezochte autoriteit gaat over tot notificatie conform haar eigen wettelijke bepalingen. Ze doet dit voor het verstrijken van de in het verzoek opgenomen uiterste datum van betekening en stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis.
Tot op heden maakte de Vlaamse Belastingdienst nog geen gebruik van dit type van bijstand. De Vlaamse Belastingdienst staat zelf in voor het verzenden van eender welk document aan de in een andere EU-lidstaat verblijvende belastingplichtige, al dan niet na eerst via een verzoek om inlichtingen het correcte adres te hebben bekomen.
Wanneer een lokaal bestuur het aangewezen acht een document ter kennis te laten brengen, door de bevoegde autoriteit van de woonstaat van haar belastingplichtige, dan neemt u contact op met onze diensten op het nummer (053) 72 22 46.
- De Richtlijn voorziet in art. 18,2 (Decreet art. 23, §2) dat een lidstaat niet gehouden is bijstand te verlenen wanneer het een verzoek betreft voor vorderingen ouder dan 5 jaar.
Evenwel voorziet de Richtlijn in een uitbreiding van de termijn voor die gevallen waarin de aanslagen opgenomen in het verzoek het voorwerp uitmaakten van een betwisting of wanneer bijkomende betalingstermijnen werden toegekend.
De periode van 5 jaar vangt in voorkomend geval aan op de dag dat de schuldvordering niet langer kan worden betwist (wanneer termijnen voor beroep zijn verstreken) of wanneer de bijkomende betalingstermijnen zijn verlopen. Nooit echter is een land gehouden bijstand te verlenen voor vorderingen ouder dan 10.
Hier dient opgemerkt dat het vooralsnog onduidelijk is welke landen toch voorzien in een verlengde bijstand zonder dat aan voorgaande twee voorwaarden is voldaan Alvast Nederland, Luxemburg, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zouden de enge interpretatie voorstaan.
Een verzoek tot notificatie voor aanslagen ouder den 5 jaar zal steeds moeten worden gemotiveerd.
De aangezochte autoriteit zal haar redenen voor afwijzing kenbaar maken (RL art. 18,4).
- Grensbedrag
Om een overmatige toestroom aan vragen om bijstand te voorkomen voorziet art. 18,3 van de richtlijn in een ondergrens. Deze grens werd vastgesteld op 1500 euro. Vandaag bestaan er verschillende interpretaties van de tekst van de richtlijn. Er wordt aangenomen dat deze grens niet van toepassing is op verzoeken tot notificatie. Evenwel stelt het Decreet in art. 23, §3 dat de Vlaamse autoriteit geen bijstand verleent voor schuldvorderingen lager dan 1500 euro.
De grens van 1500 euro dient te worden bekeken per belastingplichtige. Alle sommen (zelfs bestuursoverschrijdend) die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen waartoe hij, krachtens de Belgische wetgeving, gehouden is tot betaling, komen in aanmerking.