Algemene informatie over de procedure voor internationale invorderingsbijstand
Sinds 01/07/2013 telt de EU 28 lidstaten :
- Bulgarije - (LEV)
- Cyprus (niet het Turkse deel) – (EUR)
- Denemarken (niet Groenland) – ( DEENSE KROON)
- Duitsland – (EUR)
- Estland – (EUR)
- Finland – (EUR)
- Frankrijk (overzeese gebieden incluis, Guyana, Martinique, Guadeloupe, La Réunion) – (EUR)
- Griekenland – (EUR)
- GD Luxemburg – (EUR)
- Hongarije – (FORINT)
- Ierland – (EUR)
- Italië – (EUR)
- Kroatië – (KUNA)
- Letland – (LATS)
- Litouwen – (LITAS)
- Malta – (EUR)
- Nederland (niet de Nederlandse Antillen) – (EUR)
- Oostenrijk – (EUR)
- Polen – (ZLOTY)
- Portugal – (EUR)
- Roemenië – (LEU)
- Slowakije – (EUR)
- Slovenië – (EUR)
- Spanje – (EUR)
- Tsjechië – (TSJECHISCHE KROON)
- Verenigd Koninkrijk – (POND STERLING)
- Zweden – (ZWEEDSE KROON)
Tools
Om de verzoeken om bijstand georganiseerd en geautomatiseerd te laten verlopen ontwikkelde de EU een aantal tools:
- Het CCN (Common Communications Network) is een netwerk waarlangs het elektronisch berichtenverkeer kan gebeuren en waaraan meerdere mailboxen zijn verbonden. Mailboxen die werden georganiseerd naar type belasting (cf. art. 3 uitvoeringsbesluit van 18/11/2011).
- De E-forms applicatie staat de gebruiker toe, aan de hand van modelformulieren, om verzoeken om bijstand aan te maken en ontvangen verzoeken om bijstand te lezen in de eigen landstaal. Het pakket genereert bestanden in XML formaat die enkel leesbaar zijn in E-forms.
Centraal Verbindingsbureau (CVB)
Op verzoek van de EU dienden alle lidstaten een centraal verbindingsbureau (CVB) aan te duiden. Het CVB, dat in de schoot van de FOD Financiën werd opgericht, is verantwoordelijk voor de contacten met de andere lidstaten en het beheer van de haar toevertrouwde mailboxen. Het CVB zal ook jaarlijks aan de Commissie moeten rapporteren omtrent de geboekte resultaten (geïnde sommen) voor de haar toegezonden verzoeken.
Rol van de Vlaamse Belastingdienst
Omdat ook lokale overheden verzoeken tot bijstand kunnen opmaken of ontvangen, werd voor Vlaanderen de Vlaamse Belastingdienst aangeduid als schakel tussen lokale overheden en het CVB.
De Vlaamse Belastingdienst zal instaan voor
- de opmaak (uit) en behandeling (in) van de dossiers
- de rapportering aan het CVB van de resultaten voor dossiers toevertrouwd aan de Vlaamse Belastingdienst zelf of aan de lokale besturen.
Rol van de lokale besturen
De lokale besturen staan in voor de behandeling van de verzoeken om bijstand die hen, ingevolge hun bevoegdheid, door de Vlaamse Belastingdienst worden toevertrouwd.
Jaarlijks zal de Vlaamse Belastingdienst de lokale besturen eind februari vragen om hun resultaten te rapporteren (geïnde sommen).
- In art 5,2 ° van Richtlijn 2010/24/EU voorziet de Unie een aantal situaties waarbij de aangezochte autoriteit kan weigeren de gevraagde informatie te verstrekken:
- wanneer de aangezochte autoriteit verzocht wordt inlichtingen te verstrekken die zij voor eigen soortgelijke vorderingen niet zou kunnen bekomen
- wanneer het inlichtingen betreft die een handels-, bedrijfs-, nijverheids-, of beroepsgeheim zou gaan onthullen.
- wanneer het verstrekken van de gevraagde inlichtingen de veiligheid in de aangezochte lidstaat in het gedrang zou brengen, of wanneer deze in strijd zouden zijn met de openbare orde van de lidstaat.
De Vlaamse Overheid herneemt deze gevallen in art 15 §2 van haar decreet. Wanneer een aangezochte autoriteit meent dat aan het verzoek, om bovenstaande redenen, niet kan worden tegemoet gekomen dan dient zij dit te motiveren ( Richtlijn art. 5,4°).
- Daarnaast voorziet de Richtlijn in art 18,2 (decreet : art 23 § 2) dat een lidstaat niet gehouden is bijstand te verlenen wanneer het een verzoek betreft voor vorderingen ouder dan 5 jaar. Evenwel voorziet de Richtlijn in een uitbreiding van de termijn voor die gevallen waarin de aanslagen opgenomen in het verzoek het voorwerp uitmaakten van een betwisting of wanneer bijkomende betalingstermijnen werden toegekend. De periode van 5 jaar vangt in voorkomend geval aan op de dag dat de schuldvordering niet langer kan worden betwist (wanneer termijnen voor beroep zijn verstreken) of wanneer de bijkomende betalingstermijnen zijn verlopen. Nooit echter is een land gehouden bijstand te verlenen voor vorderingen ouder dan 10 jaar.
- Uitwisseling van inlichtingen op verzoek (RL art. 5 – Decreet art. 6 of 15)
- Verzoek tot notificatie (RL art. 8 – Decreet art. 8 of 17)
- Verzoek tot invordering (RL art. 10 – Decreet art. 10 of 19)
- Verzoek tot bewarende maatregelen (RL art. 16 – Decreet art. 13 of 21)
Het decreet maakt een onderscheid tussen het verzoeken om bijstand (art. 6, 8, 10 en 13) en het verstrekken van bijstand (art. 15, 17, 19 en 21). De theoretische mogelijkheid bestaat om inlichtingen uit te wisselen zonder voorafgaand verzoek (RL art. 6, Decreet art. 5) en in de medewerking van ambtenaren van de verzoekende natie op het grondgebied van de aangezochte lidstaat (RL art. 7 - Decreet art. 7).
Een EU lidstaat kan een andere lidstaat verzoeken om alle inlichtingen te verschaffen die het nodig acht, teneinde met kennis van zaken te kunnen oordelen over de meest aangewezen invorderingsprocedure.
De verstrekte inlichtingen zijn vertrouwelijk en genieten in de ontvangende lidstaat dezelfde bescherming als dewelke hun nationale wetgeving voorziet voor soortgelijke inlichtingen.
Art 3,2 van de uitvoeringsverordening 1189/2011 stelt dat inlichtingen mogen worden ingewonnen met betrekking tot:
- de belastingplichtige
- een derde die krachtens de wetgeving in het verzoekende land kan gehouden worden tot betaling
- een derde-houder van de belastingplichtige of van de tot betaling gehouden persoon.
Uitgangspunt van een vraag om inlichtingen kan zijn:
- het bekomen van een correct adres van uw belastingplichtige met het oog op een correcte verzending van documenten
- inschatten of een verzoek tot invordering aangewezen is
- ...
De elektronische formulieren bevatten al een aantal standaardvelden:
- Check identiteit
- Check adres
- Check solvabiliteit
- Check erfgenamen
- Andere
In het veld “andere” kan de financieel beheerder eender welke vraag stellen die hij nuttig acht teneinde te kunnen oordelen of een verzoek tot invordering aangewezen is. Peilen naar de nog uitstaande (fiscale) schulden van de betrokkene in het aangezochte land kan daartoe een middel zijn. Daar een Belgische schuld in het aangezochte land geen enkel voorrecht geniet, kan u vaak op basis van die informatie inschatten of uw vordering kans heeft op inning.
Een verzoek tot invordering gaat vergezeld van een uniforme titel. Deze uniforme titel, die de inhoud van de oorspronkelijke executoriale titel weerspiegelt (kohier), maakt het mogelijk over te gaan tot uitwinning van de schuldenaar in de aangezochte lidstaat (RL art. 12 – Decreet art. 11, §1).
De aangezochte lidstaat behandelt de in het verzoek opgenomen schuldvordering alsof het een schuldvordering van hemzelf betreft, met dien verstande dat de aangezochte lidstaat niet gehouden is de schuldvordering als bevoorrecht te beschouwen (RL art. 11,1 3°). De aangezochte lidstaat handelt bij de invordering van de schuld conform zijn eigen wetgeving. Merk op dat het decreet in art. 20, §1 de term “niet gehouden” countert. Er wordt aan de buitenlandse schuldvordering geen enkel voorrecht toegekend.
De verzoekende lidstaat is bevoegd wanneer:
- het geschil betrekking heeft op de vestiging van de aanslag
- het geschil betrekking heeft op geldigheid van de notificatie in de verzoekende lidstaat
- het geschil verband houdt met de in de verzoekende lidstaat genomen executiemaatregelen.
In voorkomend geval licht de verzoekende lidstaat onverwijld de aangezochte lidstaat in. De aangezochte staat schorst de invorderingsprocedure voor het betwiste gedeelte. Op verzoek van de verzoekende autoriteit kan worden overgegaan tot bewarende maatregelen voor het betwiste aandeel in de schuldvordering.
De aangezochte lidstaat is bevoegd wanneer:
- het geschil betrekking heeft op geldigheid van de notificatie in de aangezochte lidstaat
- het geschil betrekking heeft op de in het aangezochte land genomen maatregelen van tenuitvoerlegging.
Betwistingen inzake verjaring worden geregeld volgens de geldende rechtsregels in de verzoekende lidstaat (RL art 19,1).
Inzake schorsing, stuiting of verlenging van de verjaartermijn geldt dat in de aangezochte lidstaat genomen acties met schorsend, stuitend of termijnverlengend karakter hetzelfde gevolg sorteren in de verzoekende lidstaat, als zijn eigen rechtsregels daarin voorzien.
De kans bestaat dat om bijstand wordt verzocht bij lidstaten waarvan de rechtsregels niet voorzien in schorsing, stuiting of verlenging van de verjaartermijn. Wanneer die aangezochte lidstaat acties onderneemt die in het verzoekende land een schorsend, stuitend of verlengend karakter kennen, dan worden deze acties geacht genomen geweest te zijn in het verzoekende land.
Los van voorgaande staat het de verzoekende lidstaat vrij zelf maatregelen te nemen ter stuiting, schorsing of verlenging van de verjaartermijn.
Art. 32 van het decreet stelt dat ”elk verzoek tot invordering of bewarende maatregelen dat wordt verricht door de Vlaamse autoriteit overeenkomstig art. 10 (invordering) of 14 (bewarende maatregelen), schorst de verjaring, als het verzoek betrekking heeft op een natuurlijke persoon die zijn woonplaats buiten België heeft of op een rechtspersoon die buiten België zijn maatschappelijke zetel, voornaamste inrichting of zetel van bestuur heeft. De schorsing vangt aan op de datum waarop het dossier wordt ingediend en eindigt op de datum waarop de buitenlandse autoriteit meedeelt dat het verzoek afgehandeld is.”