Gedaan met laden. U bevindt zich op: Tamara De Groof begeleidt slachtoffers op terreurproces Verhalen uit het agentschap

Tamara De Groof begeleidt slachtoffers op terreurproces

Op het terreurproces staan tien mensen terecht voor de aanklachten ‘moord’ en ‘poging tot moord’ in een terroristische context. Over een klein jaar kennen zij hun straf. En toch wordt het niet alleen hun proces. Honderden slachtoffers en nabestaanden hopen antwoorden te krijgen tijdens de zittingen. De Vlaamse justitiehuizen voorzien 25 slachtofferbegeleiders die hen al die maanden zullen bijstaan. Eén daarvan is Tamara De Groof van de Brusselse dienst slachtofferonthaal. Ze begeleidt al 6 jaar slachtoffers van de terreuraanslagen en hoopt dat het proces voor velen eindelijk wat rust kan brengen. 

De sereniteit van slachtoffers, daar heb ik het grootste respect voor.
TDG

Tamara De Groof

Justitieassistent

De 25 justitieassistenten die voor het -naar schatting- 9 maanden durende proces zullen worden ingeschakeld, hebben zich vrijwillig aangemeld. Om de vier weken zullen zij een week lang de zitting volgen, aan de zijde van de slachtoffers. Zowel op juridisch als op emotioneel vlak zijn justitieassistenten de eersten waar slachtoffers op kunnen terugvallen tijdens de rechtszaak. Voor dit proces hebben de diensten slachtofferonthaal van de 3 gemeenschappen de handen in mekaar geslagen om meer dan 1200 slachtoffers te ondersteunen. Hoeveel slachtoffers er effectief het proces ter plaatse zullen volgen, valt op dit moment onmogelijk in te schatten. “We proberen op alles voorbereid te zijn, maar ook voor slachtofferonthaal is dit voor een stuk onbekend terrein”, zegt Tamara daar gemotiveerd over, “en we zullen er gewoon staan voor de slachtoffers. Ongeacht wat op ons afkomt”.

Tamara De Groof, dienst Slachtofferonthaal Brussel

De justitieassistenten die hiervoor kozen, komen vanuit heel Vlaanderen naar Brussel afgezakt. De meesten zullen in Brussel blijven overnachten tijdens hun ‘shift’. Dan denk ik: die mensen doen hun job graag.

Tamara De Groof: “Ik denk dat ik voor al mijn collega’s mag spreken als ik zeg: ja, wij doen onze job ongelooflijk graag. Onlangs hebben we met een veertigtal slachtoffers de rechtszaal en de ruimtes die voor hen zijn gereserveerd, bezocht. Ze kennen nu de ingang, weten waar ze moeten parkeren… Kleine zaken die veel stress kunnen veroorzaken. Het is fijn dat ze hierdoor met een geruster gemoed naar het proces kunnen komen. Daar doen we het dus voor. Weet je, zodra je in contact komt met slachtoffers, word je opgeslorpt in hun verhaal. Dan kijk je niet naar werkuren. Je kijkt naar mensen. Op heel korte tijd, krijg je een zeer hechte band en zit je voor de duur van het proces volledig in hun leefwereld. En daarna is het even bevreemdend om daar weer van los van komen.”

Een assisenzaak duurt 1 à 2 weken. Hier hebben we het over naar schatting 9 maanden. Dat is geen oppervlakkig engagement.

De Groof: “Dat is waar. En ik durf niet te voorspellen hoe dat gaat aankomen bij mezelf en mijn collega’s. Er is niks waarmee we dit proces kunnen vergelijken. Hoewel, veel van die slachtoffers begeleiden we al langer via onze Brusselse werking. We kennen de mensen. We kennen hun verhalen. In die zin hebben we al een band en wil je ook samen het traject van het proces afleggen. Ik heb dat proces misschien zelf wel nodig na al die jaren slachtoffers begeleiden. En toch is het goed om in een poulesysteem te werken. Dat je verplicht wordt om even afstand te nemen en mekaar goed moet inlichten over wat er in ‘jouw’ week gebeurd is. Dat is een goede manier van werken”.

Dienst Slachtofferonthaal Brussel

Je zegt het met een ondertoon van ‘maar eigenlijk wil ik die negen maanden gerust op het proces blijven’.

De Groof: (aarzelt even) “Euh, dat is niet haalbaar, he? En het zou ook niet gezond zijn, denk ik. Maar ik ga niet ontkennen dat het moeilijk zal zijn om ‘mijn’ mensen aan iemand anders over te laten. En dat heeft niks te maken met een gebrek aan vertrouwen in mijn collega’s. Integendeel, ik denk dat we met een fantastisch team werken en iedereen zeer goed is in zijn werk. Het is gewoon moeilijk om los te laten. Dat ligt volledig aan mij”.

“Van alle slachtoffers waarvan we weten dat ze er gaan zijn, hebben we trouwens fiches gemaakt met basisinformatie. Dan weten collega’s al waar slachtoffers precies waren op het moment van de explosies, waarom ze daar waren, wie ze verloren hebben… Die was onderweg naar zijn werk, die heeft zijn partner verloren, deze groep stond klaar om te vertrekken op Romereis. Dat soort zaken. Dan hoeven slachtoffers hun verhaal niet steeds opnieuw te doen.”

Nog een verschil met kleinere assisenzaken: hier gaat de wereldpers op staan kijken. Jullie werk zal een onderdeel van het verhaal worden.

De Groof: “Wij werken graag in de luwte en ik denk dat iedereen dat zo gaat willen houden. Voor de slachtoffers is dat anders. Zij zijn vrij. Sommigen hebben nood om hun verhaal te brengen en willen met de pers praten. Anderen willen dat totaal niet. En sommigen zullen zich geroepen voelen om te zwijgen tot ze absoluut iets kwijt willen. Bijvoorbeeld door een uitspraak tijdens het proces of omdat de tijd rijp is. Of omgekeerd: om te spreken tot ze uitverteld zijn. Daarom hanteren we een systeem waarbij slachtoffers met de kleur van hun neklint kunnen aangeven of ze open staan voor persaandacht. Simpelweg: groen voor ‘ik sta open voor gesprek’, rood voor ‘laat me gerust’. Ze krijgen beiden en kunnen gewoon wisselen wanneer ze willen. De afspraak met de pers is dan weer dat mensen met een rood neklint niet gefilmd of aangesproken worden. Anders dreigen ze hun accreditatie te verliezen”.

Het verzekeringssysteem ontmoedigt slachtoffers.

Tamara De Groof

justitieassistent

Ieder slachtofferverhaal is uniek, maar er moet toch een verschil zijn tussen iemand die erbij was en mensen die iemand verloren hebben?

De Groof: “Dat is absoluut zo. Mensen die iemand verloren hebben, maken een rouwproces door. Het is vreselijk om je kind te verliezen bij een aanslag. Maar iedereen erkent hen als slachtoffer. Niemand twijfelt aan hun verlies. Bij iemand die erbij was, is dat anders. Die worden vaak niet geloofd. En dat is zeer zwaar. Dat heeft alles te maken met verzekeringskwesties. Als iemand niet kan functioneren omwille van Post Traumatic Stress Syndrome (PTTS), wordt van die persoon verwacht dat hij aantoont dat er een link is met de explosies. Zeker als de symptomen pas later opduiken, dat kan echt maanden duren, hebben ze het zeer moeilijk om als slachtoffer aanvaard te worden. Ze moeten telkens weer naar experts om hun verhaal nog maar eens te doen. En dat sloopt ze. Dit gaat over mensen die vlak na de aanslagen het gevoel hadden dat ze sterk genoeg waren om hun leven en werk normaal te hervatten. Tot de weerbots kwam en het echt niet meer ging. Die worden te vaak gewoonweg niet geloofd. Dan word je voor de tweede keer slachtoffer. Dat zijn schrijnende toestanden”.

Kan je vanuit je rol als justitieassistent iets voor die mensen betekenen?

De Groof: “Naast emotionele steun en een luisterend oor? Weinig. We informeren en verwijzen door naar alle mogelijke instanties die hen kunnen helpen. Meer kunnen we jammer genoeg echt niet. Verzekeringen stellen meestal een bedrag voor. Ben je het er niet mee eens, dan sta ja aan het begin van een lang juridisch parcours. Veel mensen nemen dat aan. Niet omdat het bedrag hun schade volledig vergoedt. Maar omdat ze energie niet hebben om de hele carrousel van onderzoeken en verantwoordingen te doorlopen. En ik begrijp dat. Als ik dat vanuit mijn eigen perspectief bekijk, zou ik ook tekenen om die strijd niet te moeten aangaan. Zelfs al weet je niet wat er nog volgt nadat je getekend hebt. Want eenmaal je het voorgestelde bedrag hebt aangenomen, is het dossier ook klaar. Er is geen weg terug”.

Heb je het gevoel dat het systeem gemaakt is om mensen te ontmoedigen om hun rechten op te eisen?

De Groof: “Sowieso. Dat is wat ik uit mijn ervaringen leer. Niet alleen in dit dossier, maar in het algemeen stel ik vast dat het slachtoffers zeer moeilijk wordt gemaakt om uitbetaald te worden. Verzekeringsmaatschappijen zijn commerciële instellingen en keren liever niet uit. Het systeem zou andersom moeten werken. Er moet een neutrale instantie zijn die slachtoffers een bedrag toekent en uitkeert waarna het aan de verzekeringsmaatschappijen is om onder elkaar uit te vechten wie voor welke factuur opdraait. Nu is het aan slachtoffers om een ongelijke strijd te leveren tegen een zeer hard systeem”.

Slachtoffers willen antwoorden op hun vragen

Is een proces voor slachtoffers echt een manier om een hoofdstuk af te sluiten?

Tamara De Groof: “Je kan nooit veralgemenen maar ik stel vaak vast dat het proces voor veel slachtoffers wel een zeer belangrijk moment is. Een keerpunt zelfs. Slachtoffers wachten daar op om verder te gaan met hun leven. Dat is misschien nog iets anders dan echt afsluiten. Die 12 mensen van de jury die besluiten dat een dierbare onrecht is aangedaan en dat een dader daarvoor verantwoordelijk wordt gesteld, dat is heel belangrijk. Het is een moment waarop mensen zich erkend voelen en er ruimte ontstaat voor iets anders. Het valt trouwens op dat slachtoffers vaak veel serener reageren dan de buitenwereld. Mensen lezen een artikel in de krant en roepen al snel dat de dader er goedkoop van afgekomen is. Maar slachtoffers willen antwoorden op hun vragen, de dader in de ogen kijken en een manier vinden om verder te gaan. Ze willen zich niet verlagen tot het niveau van de dader. Ik heb daar het grootste respect voor”.

“Keerpunten kunnen er trouwens komen op allerlei manieren. Wat iemand nodig heeft, verschilt van mens tot mens. Zo was er het slachtoffer dat regelmatig naar de psycholoog ging en weinig vooruitgang boekte tot hij vroeg om de beelden te mogen zien. Hij wou weten of wat hij zich herinnerde, overeenstemde met wat er werkelijk gebeurd was. We hebben samen de beelden gezien en hij gaf toen zelf aan dat die ervaring meer voor hem had gedaan dan de bezoeken aan de psycholoog. Er zijn geen magische oplossingen. Het is een puzzel”.

Het bekijken van beelden lijkt me ook een zwaar onderdeel van de job. Is het iets dat je mensen aanraadt?

De Groof: “Ik heb daar geen advies in te geven. Dat is een zeer individuele beslissing. Als een familielid beslist dat hij beelden van een vermoord slachtoffer wilt zien, dan is dat zo. Het verbieden, ongeacht hoe gruwelijk de beelden ook zijn, is volgens mij altijd de foute keuze. Ik bereid het alleen voor. Ik ga zelf kijken en geef duidelijk aan wat er op de beelden te zien is. En dan bekijken we ze samen. Als iemand de beelden niet wilt zien, ga ik ze mezelf ook besparen”.

Hoe bereid je je persoonlijk voor op dit ‘proces van de eeuw’?

De Groof: “Ik probeer het te benaderen zoals alle andere zaken in de 12 jaar dat ik deze job uitvoer. Maar uiteraard is het toch anders. Er zullen zeer rustige dagen tussen zitten dat weinig mensen zullen afzakken naar de rechtszaal. Dat is goed voor één op één contacten en mensen de kans te geven om te ventileren. En op drukke dagen zal het meer een collectieve aanpak zijn. Empathie op het ritme van het proces. En verder? Zoals ik al zei: openstaan voor het onvoorziene. Want dat komt er hoe dan ook aan”.

En komt er dan ook een afsluiting van dit hoofdstuk voor de justitieassistente?

De Groof: “Toch wel. Het zal wel iets met mij en mijn collega’s doen als dit achter de rug is. Daar heb ik nog niet veel bij stilgestaan. Ik heb daar dan ook nog minstens negen maanden voor. En dan zijn er andere zaken”.