Cijfers van analyserapport OVG 5.3 beschikbaar
08 mei 2019
Gezien de berichtgeving rond het Onderzoek Verplaatsingsgedrag 5 in de pers geeft het Departement Mobiliteit en Openbare Werken graag duiding en het volledige rapport van de tussentijdse bevraging OVG 5.3 Hieronder vindt u ook een samenvatting van de belangrijkste resultaten.
Duiding bij OVG 5.3
Derde tussentijdse bevraging bij 1600 Vlamingen
“Het OVG 5.3 bevat de resultaten van de derde tussentijdse bevraging in een reeks van vijf, die samen het Onderzoek Verplaatsingsgedrag 5 (OVG 5) vormen. Na OVG 5.1 en OVG 5.2 die al eerder werden opgeleverd, zijn nu de resultaten van OVG 5.3 (bevraging 2017-2018) klaar”, legt Filip Boelaert, secretaris-generaal van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken uit.
Net zoals bij de vorige bevragingen hebben ook voor dit derde onderzoek 1600 Vlamingen elk een vragenlijst en een verplaatsingsboekje ingevuld. Ze kregen daarbij de vraag hoe vaak zij autorijden, wandelen, fietsen of het openbaar vervoer gebruiken om zich naar hun werk, de school, maar ook hobby’s of familie te verplaatsen. De selectie van het panel is gebeurd op basis van geslacht, leeftijd en woonplaats.
Fietsgebruik
“Enkele resultaten uit dat tussentijdse onderzoek, zoals lager fietsgebruik voor korte afstanden (>5km) en langere trajecten (>25 km), lijken in tegenspraak met het algemene aanvoelen van mobiliteitsgebruikers en met tellingen en onderzoeken van andere organisaties”, legt Filip Boelaert uit.
Tegelijk hebben die resultaten rond fietsgebruik ook wat nuancering nodig:
- Het lager fietsgebruik in de categorie <5km zou verklaard kunnen worden door een toename van andere duurzame vervoersmodi zoals steps en monowheels. Die laatste nieuwe duurzame modi zaten immers nog niet in de vragenlijst vervat omdat ze bij de opzet van het OVG 5 nog niet bestonden of nog niet zo prominent voorkwamen.
- Daarnaast is er een groter fietsgebruik vastgesteld in de categorieën 5-10km (+3,38%) en 10-25km (+0,39).
- Net zoals bij de voorgaande twee tussentijdse onderzoeken van OVG 5, mogen ook de resultaten van OVG 5.3 niet op zichzelf bekeken worden, maar kun je pas conclusies trekken na het afronden van de volledige, vijfjaarlijkse cyclus.
Methodologie
“Ook al gaat het om tussentijdse resultaten, toch hadden we bij die vaststelling van afwijkende tendensen bezorgdheden rond de methodologie”, zegt Filip Boelaert. “Daarom bekijken we die methodologie momenteel samen de Vlaamse Statistische Autoriteit, een onafhankelijk netwerk van statistiekproducenten in de Vlaams overheid, om ze in de toekomst verder te verbeteren. Daarnaast is het zo dat de gegevens uit het OVG gebruikt worden om over de jaren heen evoluties te kunnen vaststellen. Het is dus niet aangewezen om vergelijkingen te maken tussen twee opeenvolgende jaren. Ten slotte willen we benadrukken dat de methodologie wel degelijk de nodige garanties geeft rond representativiteit voor de resultaten en conclusies op basis van de vijfjaarlijkse cyclus.”
Over OVG
Sinds 1994 voert de Vlaamse overheid onderzoek uit naar het verplaatsingsgedrag van Vlamingen. Dit onderzoek wordt het Onderzoek VerplaatsingsGedrag of OVG genoemd. In dit onderzoek worden een aantal mobiliteitskenmerken van gezinnen en personen bestudeerd. De focus ligt op het zo goed mogelijk in kaart brengen van het verplaatsingsgedrag van Vlamingen. Daarom worden de deelnemende respondenten bevraagd over diverse verplaatsingsgerelateerde aspecten zoals: kenmerken van de persoon die zich verplaatst, wanneer, waarom, van waar, naar waar, waarmee, hoelang en hoever iemand zich verplaatst.
Belangrijkste resultaten OVG 5.3
Auto blijft hoofdvervoermiddel
De Vlaming (vanaf de leeftijd 6 jaar) verplaatst zich gemiddeld 2,55 keer per dag. Als we ons verplaatsen, brengen we ongeveer 79 minuten per dag door in het verkeer, ofwel 23,7 minuten per verplaatsing. 65% daarvan gebeurt met de auto (waarvan 50% als bestuurder, 15% als passagier). Zo’n 5% van alle verplaatsingen wordt per openbaar vervoer (lijnbus, tram, (pre)metro en trein) afgelegd, 12,57% per (elektrische) fiets en 14,76 te voet. Van de woning of het werk gaan we meestal te voet naar ons ‘hoofdvervoermiddel’. Iedere Vlaming legt gemiddeld per dag 45,24 km af. Laten we de ‘zeer verre’ verplaatsingen (>1000 km) buiten beschouwing, gaat het om 35,64 km.
Geen verrassingen in woon-werkverkeer
Er zijn grosso modo 3 redenen voor onze verplaatsingen: werk en school (goed voor 30%), winkelen of diensten (24%) en ‘ontspanning, sport en cultuur’ (32%). Door de avond- en ochtendspits valt het werk- en schoolverkeer misschien meer op, maar de verdeling is dus eerder gelijk. Als we kijken naar het woon-werkverkeer, staat de auto afgetekend op kop, met 68% van de trajecten als bestuurder, en 2,8% als passagier. 13,5% gaat met de (elektrische) fiets, 10% gebruikt het openbaar vervoer. Zoals te verwachten, gebeurt 32% van de verplaatsingen naar school met de fiets, 24% met openbaar vervoer, 22% als autopassagier en 13% te voet.
Vrouwen mobieler, maar man blijft aan het stuur
Gemiddeld verplaatsen vrouwen (2,59) zich op een dag net iets vaker dan mannen (2,52). Die verhouding was tot nu toe steeds omgekeerd. Uit het OVG blijkt verder dat 83,34% van de Vlaamse 18-plussers een rijbewijs bezitten: 86,32% van de mannen, 80,46% bij de vrouwen. Dit verschil is nog nooit zo klein geweest. Hoewel dus nooit zo veel vrouwen een rijbewijs hadden, vertaalt zich dit niet in een stijging qua autogebruik. Voor de toegenomen mobiliteit nemen vrouwen vaker de bus, of rijden ze mee als passagier in de wagen. In de auto zijn mannen bovendien duidelijk vaker bestuurder (12,68 km tegen 7,43 km), terwijl vrouwen meer reizen als passagier (5,45 km vs 2,89 km). Dat gezegd zijnde, kruipen mannen meer op de fiets (1,04 km bij mannen en 0,61 km bij vrouwen).
Eén gezin op 5 heeft geen auto
Eind 2017 zijn er in Vlaanderen 3.455.865 personenwagens (Datadigest 2018, z.j.). Tegenover het aantal huishoudens in Vlaanderen (2.748.019) (cijfers per eind 2016), levert dat een gemiddeld aantal wagens per huishouden van 1,237. 20,55% van de Vlaamse gezinnen bezit geen auto, terwijl 29,51% van de gezinnen meer dan één auto bezitten. Daarvan heeft slechts een kleine 4% drie of meer auto’s. De Vlaming bezit anno 2017 gemiddeld 2,2 fietsen per gezin.
Het volledige analyserapport kunt u downloaden via deze link.